20181008 grammatica

Grammatica
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Doel van vandaag

Je kent en herkent de verschillende kenmerken van een enkelvoudige of samengestelde zin.

Je kunt de 8 verschillende werkwoordstijden onderscheiden.
Programma

Introductie
Afsluiten hoofd- en bijzinnen
Werkwoordstijden
Zelfstandig leren
Afsluitende quiz

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken
Kijk opdracht 12 (H1.4)
zelfstandig na.

Vragen?
Stel ze gerust.

Slide 3 - Tekstslide

Noteer in je schrift:

1) Hoe herken je een samengestelde zin?

2) Hoe onderscheid je een onderschikkende samengestelde zin van een nevenschikkende zin?
3) Maak een zin met 'maar' waarin het een keer nevenschikkend voegwoord is én een zin met maar waarin het geen nevenschikkend voegwoord is.

4) Noteer hoe je een lijdendvoorwerpszin en een bwb-zin herkent.

Klaar? Oefen dan zinsontleding op cambiumned.
timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

werkwoordstijden
Talent hoofdstuk 2.4, pagina 72

Waarom is het zo belangrijk?
Waarom zou het zo belangrijk zijn?
Waarom zou het zo belangrijk zijn geweest?

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Nadat we instapten, vertrok de trein naar Groningen.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Nadat we instapten, vertrok de trein naar Groningen.

Nadat laat zien dat het voltooid is. Je beschrijft immers iets 'na dat' er iets anders was gebeurd.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Nadat we instapten, vertrok de trein naar Groningen.

Nadat laat zien dat het voltooid is. Je beschrijft immers iets 'na dat' er iets anders was gebeurd.

Nadat we in waren gestapt, vertrok de trein naar Groningen.

Slide 8 - Tekstslide

Blijf bij de tijd!
Verleden of tegenwoordige tijd.

Heb je een samengestelde zin? De tijden moeten dan gelijk zijn.

Wat zou (vt) jij doen als jij € 100 vond (vt)? 
Wat doe (tt) jij als je € 100 vindt (tt)?

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan
Bepaal het gezegde.
PV: tegenwoordige of verleden tijd?
onvoltooid of voltooide tijd? (hebben)
Toekomend? Met een vorm van zullen.

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig leren
Talent H 2.4
Opdrachten 3, 4, 5, 6, 7

Slide 11 - Tekstslide

Wat is kenmerkend voor een onderschikkende zin?
A
deze bijzin heeft een eigen persoonsvorm
B
deze bijzin volgt altijd na een komma
C
deze bijzin heeft een functie in de hoofdzin (o, lv, bwb enz)
D
deze bijzin heeft meestal en, maar, want, of als voegwoord

Slide 12 - Quizvraag

Hoewel Famke Louise veel succes heeft, hoop ik 
dat mensen wel zien dat zij geen muzikale grootheid is.
1. Op deze zonnige maandag in oktober zou ik heel graag een stuk willen hardlopen in het bos.
2. Ik wil dat iedereen dit grammatica-onderdeel begrijpt.
bijwoordelijke bijzin
LV-zin
enkelvoudige zin
samengesteld, onderschikking
samengesteld, nevenschikking

Slide 13 - Sleepvraag

In welke zin zie je een nevenschikkend voegwoord?
A
Ik weet nog niet of ik morgen naar oma ga.
B
Hoewel ik de hele dag heb gewerkt, heb ik maar € 10 verdiend.
C
Ik wil graag weer hardlopen of ik ga een boek schrijven.
D
Ik heb wel een droom, maar die deel ik niet met jullie.

Slide 14 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Die ijverige jongen uit 2K zal zijn huiswerk wel snel gemaakt hebben.

A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
D
voltooid verleden toekomende tijd

Slide 15 - Quizvraag

Ik lees een aangrijpend boek.
Ik las een aangrijpend boek.
Ik heb een aangrijpend boek gelezen.
Ik had een aangrijpend boek gelezen.
Ik zal hierna een oorlogsroman lezen.
Ik zal een oorlogsroman gelezen hebben.
Ik zou een oorlogsroman lezen.
Ik zou een oorlogsroman gelezen hebben.
o.v.t.t.
v.v.t.t.
v.v.t.
o.t.t.

Slide 16 - Sleepvraag