Les V2D - herhaling §13 en §14 homofone werkwoordsvormen - 27.03.24


Nederlands 
 
Herhaling §13
+  
§14 Homofone werkwoordsvormen 
 
V2D
27-03-2024
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les


Nederlands 
 
Herhaling §13
+  
§14 Homofone werkwoordsvormen 
 
V2D
27-03-2024

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • 13:30 - 13:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 13:45 - 14:00:  opfrissen vorige les   
  • 14:00 - 14:10:  nakijken oefentoets §13 & vragen/ herhaling
  • 14:10 - 14:20: §14 homofone werkwoordsvormen   
  • 14:20 - 14:30: oefentoets §14
  • 14:30 - 14:40: nakijken oefentoets §14  
  • `14:50:              einde les 

Slide 2 - Tekstslide


Eerst... 
lekker 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Agenda
  • 13:30 - 13:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 13:45 - 14:00:  opfrissen vorige les   
  • 14:00 - 14:10:  nakijken oefentoets §13 & vragen/ herhaling
  • 14:10 - 14:20: §14 homofone werkwoordsvormen   
  • 14:20 - 14:30: oefentoets §14
  • 14:30 - 14:40: nakijken oefentoets §14  
  • `14:50:              einde les 

Slide 4 - Tekstslide

Opfrissen vorige les
Wat weten we nog van de vorige les? 
Lesson- Up

Slide 5 - Tekstslide

Bedenk een voorbeeldzin in de o.t.t.t.

Slide 6 - Open vraag

Waar staat v.t.t.t. voor?
A
Voltooid verleden tijd
B
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd
C
Voltooid vervoegende toekomende tijd
D
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd

Slide 7 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
Gelooft de ambtenaar het verhaal van de vluchteling?
A
o.t.t.
B
o.t.t.t.
C
o.v.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 8 - Quizvraag

Bedenk een voorbeeldzin in de o.v.t.t.

Slide 9 - Open vraag

In welke vorm staat het werkwoord "vissen"?
Hij bracht zijn vakantie vissend door.
A
bn van een od
B
bn van een vd
C
od
D
vd

Slide 10 - Quizvraag

Agenda
  • 13:30 - 13:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 13:45 - 14:00:  opfrissen vorige les   
  • 14:00 - 14:10:  nakijken oefentoets §13 & vragen/ herhaling
  • 14:10 - 14:20: §14 homofone werkwoordsvormen   
  • 14:20 - 14:30: oefentoets §14
  • 14:30 - 14:40: nakijken oefentoets §14  
  • `14:50:              einde les 

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken oefentoets §13  
vragen/ herhaling
  • Kijk de toets in 8 minuten even zelfstandig na
  • Hierna bespreken we een aantal vragen samen 
timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken oefentoets §13  
vragen/ herhaling
Rob had een i-Pad gewild.
  • Hoeveel werkwoorden? 
  • In welke tijd staat dit? 
  • voltooid verleden tijd: 
  • had = staat in de verleden tijd
  • gewild = staat in de voltooide tijd

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken oefentoets §13  
vragen/ herhaling

Rob had een i-Pad willen kopen
  • Hoeveel werkwoorden?
  • In welke tijd staat dit?
  • voltooid verleden tijd:
  • had = staat in de verleden tijd
  • willen kopen = staat in de infinitief
Want: als een voltooid deelwoord als hulpwerkwoord (hier: willen) wordt gebruikt, verandert het in een infinitief. 

Slide 14 - Tekstslide

Agenda
  • 13:30 - 13:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 13:45 - 14:00:  opfrissen vorige les   
  • 14:00 - 14:10:  nakijken oefentoets §13 & vragen/ herhaling
  • 14:10 - 14:20: §14 homofone werkwoordsvormen   
  • 14:20 - 14:30: oefentoets §14
  • 14:30 - 14:40: nakijken oefentoets §14  
  • `14:50:              einde les 

Slide 15 - Tekstslide

§14: homofone werkwoordsvormen
Wat betekent "homo"?
Wat betekent "fone"?

Slide 16 - Tekstslide

d of dt?
Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.
*beiden pv tegenwoordige tijd'
*infinitief = antwoorden (er zit al een d in het werkwoord)
*ik-vorm = ik antwoord
*bij hij/zij/het : antwoord +t

Slide 17 - Tekstslide

d of t?
Op onze feesten gebeurt vaak wel iets leuks, maar deze keer is er niets gebeurd.
*zwak werkwoord 
* gebeurt = pvtt
*gebeurd = voltooid deelwoord (langer maken: gebeurde, of kofschip toepassen.
*

Slide 18 - Tekstslide

.
We zouden 9.00 landen (inf), maar door de meewind landden (pvvt) we eerder.

Veel jongeren wachten (pvtt) / wachtten (pvvt) jarenlang op een woning.

Slide 19 - Tekstslide

Laden (pvtt) / Laadden (pvvt) de vluchtelingen hun bezittingen op een aanhangwagen?

Danny ontblootte (pvvt) zijn armen en toonde op die ontblote (bn) arm zijn tattoo.

Slide 20 - Tekstslide

Die kok bereidde (pvvt) de soep en de ober bracht de bereide (bn) soep naar de gasten.

Slide 21 - Tekstslide

Agenda
  • 13:30 - 13:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 13:45 - 14:00:  opfrissen vorige les   
  • 14:00 - 14:10:  nakijken oefentoets §13 & vragen/ herhaling
  • 14:10 - 14:20: §14 homofone werkwoordsvormen   
  • 14:20 - 14:30: oefentoets §14
  • 14:30 - 14:40: nakijken oefentoets §14  
  • `14:50:              einde les 

Slide 22 - Tekstslide

Oefentoets
  • Maak de oefentoets van §14
  • Je krijgt hier 10 minuten de tijd voor
  • Dan mag je hem zelf nakijken (achterkant) 
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Agenda
  • 13:30 - 13:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 13:45 - 14:00:  opfrissen vorige les   
  • 14:00 - 14:10:  nakijken oefentoets §13 & vragen/ herhaling
  • 14:10 - 14:20: §14 homofone werkwoordsvormen   
  • 14:20 - 14:30: oefentoets §14
  • 14:30 - 14:40: nakijken oefentoets §14  
  • `14:50:              einde les 

Slide 24 - Tekstslide