D-toets H4.1 + 4.2

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Toetsregels en cijfer

De formatieve toets duurt ongeveer 20 minuten

Je mag tijdens de toets geen boek of internet gebruiken

Je mag niet overleggen of met een ander meekijken tijdens de toets (ieder heeft een andere volgorde dus ook zinloos)

Ben je klaar met de toets? Klik dan op inleveren! Ga alvast beginnen met 4.4 te bestuderen. Interessante stof over hulp bij de voortplanting zoals ivf. 

Zodra de docent de toets heeft nagekeken en vrijgegeven (vrijdagavond) kan je het cijfer zien in LessonUp. (Schaduwcijfer - telt niet mee).

Primaire geslachtskenmerken

Secundaire geslachtskenmerken

Tertiaire geslachtskenmerken

Jeugdpuistjes

Schaamhaar

Schaamlippen

Nadenken over je toekomst

Ongesteldheid

Baardgroei

Een lage stem

Make-up gebruiken

Veel aandacht voor kleding en uiterlijk

Een penis

Een eicel die niet wordt bevrucht, wordt door het lichaam afgebroken. Wanneer gebeurt dit?

1. Tijdens de menstruatie
2. Vlak voor de ovulatie
3. Vlak na de ovulatie
4. Vlak na de menstruatie

Waar bevinden zich tijdens een gevorderde zwangerschap bloedvaten zowel van de moeder als van het ongeboren kind?

1. Alleen in de navelstreng
2. Alleen in de placenta
3. Alleen in de wand van de baarmoeder
4. Zowel in de placenta als in de navelstreng

Een vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus.
Ze is ongesteld geworden en heeft dit op de kalender aangegeven (zie afbeelding).

Op welke datum ongeveer heeft haar laatste ovulatie waarschijnlijk plaatsgevonden?

1. 24 februari
2. 1 maart
3. 10 maart
4. 17 maart

Wat is de juiste weg die spermacellen afleggen tijdens de zaadlozing

1. bijbal - zaadleider -zaadblaasje - urinebuis
2. zaadbal - zaadleider - urinebuis
3. zaadbal - bijbal - zaadleider - prostaat - urinebuis
4. bijbal - zaadleider - urinebuis

Wat gebeurt er met een bevruchte eicel?

1. Die ondergaat normale celdelingen.
2. Die ondergaat klievingsdelingen.
3. Die produceert het hormoon HCG.
4. Die groeit en maakt oestrogeen aan.

Wat gebeurt er met een eicel die niet wordt bevrucht?

1. De eicel wordt afgebroken en de resten worden opgenomen door de eileider
2. De eicel verlaat samen met de menstruatie, via de vagina, het lichaam
3. De eicel wordt 'vernietigd' in de baarmoeder
4. De eicel gaat weer terug naar de eierstok

klievingsdelingen van zygote tot embryo zijn een voorbeeld van

1. meiose en cytokinese
2. mitose en cytokinese
3. meiose en mitose
4. cytokinese zonder mitose

Tijdens een zwangerschap vindt er innesteling plaats. Wat gebeurt er bij de innesteling?

1. Een bevruchtte eicel begint zich te delen en wordt een bolletje cellen
2. Een bolletje van delende cellen gaat vast zitten in het baarmoederslijmvlies
3. Een bolletje van delende cellen verplaatst zich naar de baarmoeder
4. De eicel wordt bevrucht door een zaadcel

Wat is de volgorde van de bevalling?

1. ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
2. uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
3. ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
4. uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

De placenta en resten van de navelstreng die worden uitgedreven heten:

1. Embryo
2. Bevalling
3. Nageboorte
4. Voorgeboorte

Meiose

1. Normale celdeling
2. van 23 paar naar 46 losse
3. Geslachtsceldeling of reductiedeling
4. Van 46 paar naar 46 losse

Is dit stadium van de meiose I of van de meiose II?
Hoe groot is n bij dit organisme?

1. meiose II en 2n
2. meiose I en 2n
3. meiose II en 4n
4. meiose I en 4n

MITOSE

MEIOSE I 

MEIOSE II

2n --> 2n + 2n 

2n --> n + n 

n --> n + n 

Mitose

Meiose

Gewone celdeling

Reductiedeling

Geslachtelijke voortplanting

Ongeslachtelijke voortplanting

Zelfde aantal chromosomen

Helft van de chromosomen

Gewone lichaamscellen

Geslachtscellen

Ongeslachtelijke voortplanting

Geslachtelijke voortplanting

Klonen

Stekken

Meiose

Weinig genetische variatie

Bevruchting

Een gezin heeft twee tweelingen. Tweeling A is een jongen en een meisje, tweeling B zijn twee jongens. Wat voor soort tweelingen zijn A en B?

1. Tweeling A is een-eiig, Tweeling B is twee-eiig
2. Tweeling A is een-eiig Tweeling B is een-eiig
3. Tweeling A is twee-eiig Tweeling B is twee of een-eiig
4. Tweeling A is twee-eiig Tweeling B kan een- of twee-eiig zijn

Twee-eiige tweeling

Eeneiige tweeling

Hetzelfde DNA

tweeling is een jongetje en een meisje 

Een eicel is bevrucht door twee zaadcellen

1 keer bevruchting

2 keer bevruchting