Les 2 - Grammatica zinsdelen en lezen

    VO3 - Les 2

Goedemorgen!
https://www.woordvanvandaag.nl/
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

    VO3 - Les 2

Goedemorgen!
https://www.woordvanvandaag.nl/

Slide 1 - Tekstslide

    VO3 - Les 2


Eerste online les
Wat zijn onze afspraken
Wat gaan we vandaag doen

Slide 2 - Tekstslide

    Eerste online les



  • Werkt Noordhoff bij iedereen goed?
  • Heeft iedereen de e-mails ontvangen?
  • Even telefoonnummers controleren
  • Online bibliotheek

Slide 3 - Tekstslide

  Wat zijn onze afspraken

  • Camera aan
  • Mobiel alleen voor de les gebruiken (Lesson Up)
  • Voor of na de les naar het toilet (of laat het even weten)
  • Liever niet door elkaar heen praten
  • Heb je een vraag, steek je hand op
  • Wat als de les wordt onderbroken




Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?


  • Taalweetjes van de week
  • Herhaling grammatica VO2
  • Lezen: Leesautobiografie - hoe ver zijn jullie?
  • Heb je vragen?
  • Volgende leesonderwerp: Inleiding en Slot






Slide 5 - Tekstslide

Taalweetje 1
Taalweetje 2

Slide 6 - Tekstslide

Taalweetje 1 - uitleg
Taalweetje 2

Slide 7 - Tekstslide

Taalweetje 2
Taalweetje 2

Slide 8 - Tekstslide

Taalweetje 2 - uitleg
Taalweetje 2

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling grammatica VO2
Werkwoordelijk gezegde 
en 
Naamwoordelijk gezegde


Wie weet nog wat dit zijn?

Slide 10 - Tekstslide

Wie weet nog wat een
Werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde is?

Slide 11 - Open vraag

Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde 

                       OF!


Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 13 - Tekstslide

          Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord. 

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is (ZIJN ZIN).

Slide 14 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Mijn vader is op zijn studeerkamer
Wie of wat is mijn vader = ??????

Deze zin heeft dus geen naamwoordelijk gezegde. Een naamwoordelijk gezegde neemt een toestand of eigenschap van het onderwerp aan.


Slide 15 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
Eén van de werkwoorden van een naamwoordelijk gezegde  is een vorm van een koppelwerkwoord.
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 16 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.

Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
  • Ik heb veel te doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 18 - Tekstslide

TIJD OM TE OEFENEN

Slide 19 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 23 - Quizvraag

Maak nu Opdracht 1
Nieuw Nederlands
Cursus 5: grammatica
§ 1 ZD Herhaling leerjaar 2 hv
Opdracht 1

Slide 24 - Tekstslide

Herhaling grammatica VO2
Bijvoegelijke bepaling


Slide 25 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling

- Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord

- Een bijvoeglijke bepaling kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden

- In een zin kan een bijvoeglijke bepaling zowel voor als achter het zelfstandige naamwoord staan

- Vaak is een bijvoeglijke bepaling en eigenschap van het zelfstandig naamwoord waarover iets gezegd wordt.

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld:

De rechter slaat de hamer op het hardhouten bureau.

Als ik uit ga, ga ik vaak naar een gezellig café.


Maar ook:

Deze week was geweldig!”

Slide 27 - Tekstslide

Let op!

Niet verwarren met een bijwoordelijke bepaling!

Zegt het iets over een werkwoord of van een zelfstandig naamwoord?

Alleen als het iets zegt over een zelfstandig naamwoord, dan heb je te maken met een bijvoeglijke bepaling

Slide 28 - Tekstslide

Maak nu Opdracht 4
Nieuw Nederlands
Cursus 5: grammatica
§ 1 ZD Herhaling leerjaar 2 hv
Opdracht 4

Slide 29 - Tekstslide

Herhaling grammatica VO2
Enkelvoudige zinnen
en 
samengestelde zinnen


Slide 30 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 33 - Tekstslide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 34 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden

  • en
  • maar
  • want 
  • of*
  • dus
Onderschikkende voegwoorden

  • aangezien
  • als
  • dat
  • doordat
  • terwijl
  • toen

Slide 35 - Tekstslide

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 36 - Tekstslide

Maak nu Opdracht 
Nieuw Nederlands
Cursus 5: grammatica
§ 1 ZD Herhaling leerjaar 2 hv
Opdracht 5

Slide 37 - Tekstslide

Ik heb grammatica: zinsdelen onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Lezen: Leesautobiografie

  •  Hoe ver zijn jullie?
  • Heb je vragen?






Slide 39 - Tekstslide

Lezen: Inleiding en slot
Volgende leesonderwerp: Inleiding en slot

Nieuw Nederlands

§ 2 Inleiding en slot


Slide 40 - Tekstslide

Lezen: Inleiding en slot

Doelen:
Begrijpen wat 
  1. de functies zijn van de inleiding
  2. welke aandachtstrekkers er vaak worden gebruikt
  3. het slot van een tekst inhoudt
  4. wat signaalwoorden ook alweer zijn?



Slide 41 - Tekstslide

Lezen: Inleiding en slot

Hoe gaan we aan het werk:

  • Tekst lezen in het lesboek
  • Filmpje kijken
  • Opdracht 1.1 en 1.3 maken


Slide 42 - Tekstslide

    VO3 - Huiswerk voor 13/9
Leesautobiografie afmaken
Opdrachten "Grammatica - herhaling zinsdelen" afmaken
Opdrachten "Meer dan lezen" afmaken

Lezen in je Nederlandse boek

Slide 43 - Tekstslide