2T Formuleren H5 trappen van vergelijking les 2 en Taalverzorging Spelling

OPSTARTEN!
Zorg voor een herkenbare naam!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

OPSTARTEN!
Zorg voor een herkenbare naam!

Slide 1 - Tekstslide

Maak dit korte gedicht af

Halve klassen
Anderhalve meter
...
...
timer
1:30

Slide 2 - Open vraag

Programmaatje
Samen een zinnetje ontleden (quiz)
Huiswerkjes bespreken
Herhalen trappetjes van vergelijkingen (quiz)
Starten onderdeel verkleinwoordjes (quiz)
Laatste quizvraagje
Opdrachtjes maken (10 min)
Afronden

Slide 3 - Tekstslide

Een zin samen ontleden
Gisteren om 12 uur vertelde Alfred aan de kinderen een droevig verhaal.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is juist?

a. Gisteren om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
b. Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
c. Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred aan de kinderen / een droevig verhaal.
d. Gisteren om 12 uur / vertelde / Alfred aan de kinderen / een droevig verhaal.
timer
0:30
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 5 - Quizvraag

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow:

Slide 6 - Tekstslide

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow:
timer
0:30
A
Alfred
B
om 12 uur
C
een droevig verhaal
D
aan de kinderen

Slide 7 - Quizvraag

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow: Alfred
wg:

Slide 8 - Tekstslide

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
wg:
timer
0:30
A
vertelde een droevig verhaal
B
vertelde
C
vertelde om 12 uur
D
vertelde aan de kinderen

Slide 9 - Quizvraag

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow: Alfred
wg: vertelde
lv:

Slide 10 - Tekstslide

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
lv:
timer
0:30
A
een droevig verhaal
B
Gisteren
C
om 12 uur
D
aan de kinderen

Slide 11 - Quizvraag

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow: Alfred
wg: vertelde
lv: een droevig verhaal
mv:

Slide 12 - Tekstslide

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
mv:
timer
0:30
A
een droevig verhaal
B
Gisteren
C
om 12 uur
D
aan de kinderen

Slide 13 - Quizvraag

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow: Alfred
wg: vertelde
lv: een droevig verhaal
mv: aan de kinderen
bwb:

Slide 14 - Tekstslide

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
bwb:
timer
0:30
A
een droevig verhaal
B
Gisteren
C
om 12 uur
D
aan de kinderen

Slide 15 - Quizvraag

Gisteren / om 12 uur / vertelde / Alfred / aan de kinderen / een droevig verhaal.
ow: Alfred
wg: vertelde
lv: een droevig verhaal
mv: aan de kinderen
bwb: gisteren
bwb: om 12 uur

Slide 16 - Tekstslide

lekker gewerkt!

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerkjes bespreken
Drie dingetjes lijken nog lastig.

Slide 18 - Tekstslide

dingetje één
woorden die eindigen op -st of -sch hebben een overtreffende trap met het woord meest.


romantisch, romantischer, meest romantisch
triest, triester, meest triest
fantastisch, fantastischer, meest fantastisch

Slide 19 - Tekstslide

Dingetje twee
Bij de stellende trap gebruik je als
Ik ben zo gaaf als hij. 
Jij hebt net zoveel geld als ik. 

Bij de overtreffende trap gebruik je dan
Ik ben gaver dan hij.
Jij hebt meer geld dan ik. 

Slide 20 - Tekstslide

Dingetje drie
Om te bepalen welk woord je gebruikt na als en dan kun je de persoonsvorm van de zin herhalen.

Ik ben gaver dan hem (is). X
Ik ben gaver dan hij (is). V

Jij hebt meer geld dan mij (heb). X
Jij hebt meer geld dan ik (heb). V  


Slide 21 - Tekstslide

Herhalen trappetjes van vergelijkingen (quiz)

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de overtreffende trap van oud?
timer
0:30
A
ouder
B
oudst
C
meest oud
D
bejaard

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van klein
timer
0:30
A
kleiner
B
groter
C
kleinst
D
grootst

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de overtreffende trap van hilarisch
timer
0:30
A
hilarischer
B
hilarischt
C
meest hilarisch
D
HAHA

Slide 25 - Quizvraag

maak de zin af:

Ik ben net zo oud ...
timer
0:30
A
dan hij
B
dan hem
C
als hij
D
als hem

Slide 26 - Quizvraag

maak de zin af:

Hij heeft meer lego ...
timer
0:30
A
als haar
B
dan haar
C
als zij
D
dan zij

Slide 27 - Quizvraag

WE GAAN LEKKER
Starten onderdeel verkleinwoordjes (quiz)

Slide 28 - Tekstslide

Je leert verkleinwoorden goed spellen. 
(boek blz. 136)

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van auto
timer
0:30
A
auto'tje
B
autootje
C
autotje
D
kleine wagen

Slide 30 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Van zelfstandig naamwoorden kun je verkleinwoorden maken. 
Dat heb je in deze les al gezien. 
ding -> dingetje
programma -> programmaatje
zin -> zinnetje
huiswerk -> huiswerkje

Slide 31 - Tekstslide

Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden maak je door -je achter het zelfstandig naamwoord te zetten
huis - huisje
kind - kindje
stok - stokje

Slide 32 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van koning?
timer
0:30
A
koning
B
koningkje
C
koningetje
D
koninkje

Slide 33 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Soms moet je ook nog iets anders veranderen!

stoel - stoeltje
schoen - schoentje
boom - boompje
scherm - schermpje
ketting - kettinkje
auto - autootje
stem - stemmetje
man - mannetje
ring - ringetje

Voor de meeste gevallen geldt: je schrijft wat je hoort.

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van saté?
timer
0:30
A
satetje
B
satétje
C
satéetje
D
sateetje

Slide 35 - Quizvraag

Let op de woorden die op een klinker eindigen 
paraplu - parapluutje
café - cafeetje

Let ook op korte klanken, die worden in het verkleinwoord soms lang:
blad, blaadje
glas, glaasje

Slide 36 - Tekstslide

Geen samenvatting?!
Nee staat op blz. 136

Slide 37 - Tekstslide

Laatste quizvraagje!

Slide 38 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van plan?
timer
0:20
A
planetje
B
plannetje
C
plantje
D
planeetje

Slide 39 - Quizvraag

Opdrachtjes maken (10 min)
Maak opdracht 1, 2 en 3 van Taalverzorging H5 Verkleinwoorden via NN-online

Blijf online in Teams.
we ronden samen af. 

Slide 40 - Tekstslide

AFRONDEN!

Slide 41 - Tekstslide

Wat heb ik deze les geleerd

Slide 42 - Woordweb