6.6 Water, bodem en afval

6.6 Water, bodem en afval
Thema 6 Duurzaam leven
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.6 Water, bodem en afval
Thema 6 Duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Wat bepaalt het weer op aarde?
A
De oceanen en de rivieren
B
De zon en de dampkring
C
De maan en de sterren
D
De aardmantel en de kern

Slide 3 - Quizvraag

Wat veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?
A
Vermindering van broeikasgassen in de dampkring.
B
Stijging van de temperatuur op Mars.
C
Zonnestraling die niet wordt geabsorbeerd door de dampkring.
D
Toename van koolstofdioxide in de atmosfeer.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het broeikaseffect?
A
Verbranding van fossiele brandstoffen veroorzaakt smog.
B
Zonnestraling wordt omgezet in elektriciteit.
C
Broeikasgassen houden warmte vast in de dampkring.
D
Het versterkte broeikaseffect leidt tot afkoeling.

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er als bevroren gebieden ontdooien?
A
Koolstofdioxide en methaan komen vrij
B
De temperatuur daalt, de zeespiegel stijgt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een gevolg van klimaatverandering voor de trek van vogels?
A
Ze trekken massaal samen.
B
Ze trekken niet meer weg.
C
Ze trekken langer weg.
D
Ze trekken verder dan voorheen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een maatregel om de opwarming van de aarde tegen te gaan?
A
Stimuleren van meer vliegverkeer.
B
Subsidie voor de isolatie van huizen.
C
Afschaffen van recyclingprogramma's.
D
Verhogen van de maximumsnelheid op snelwegen.

Slide 8 - Quizvraag

Begrippen 6.5
  • Broeikasgas
  • Dampkring
  • Klimaat
  • Versterkt broeikaseffect

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 6.6
  • Je kunt een aantal vormen van watervervuiling noemen.
  • Je kunt een aantal vormen van bodemvervuiling noemen.
  • Je kunt een aantal methoden van afvalverwerking noemen.

Slide 10 - Tekstslide

Chemische afvalstoffen
  • Chemische afvalstoffen zorgen voor vervuiling van het water.
  • Voorbeelden van chemische afvalstoffen zijn: cadmium, kwik, lood en zink.
  • Vooral door landbouw en industrie komen deze stoffen in het water.
  • Chemische afvalstoffen zijn in kleine hoeveelheden al giftig voor veel organismen.
  • Ook reducenten gaan hieraan dood.
  • Chemische stoffen hopen zich op in voedselketens, omdat organismen deze afvalstoffen niet kunnen afbreken.

Slide 11 - Tekstslide

Plasticsoep
  • Een andere vorm van watervervuiling is plastic.
  • Grote hoeveelheden plasticafval drijven op rivieren, meren en zeeën.
  • Na verloop van tijd valt het plastic uit elkaar in microscopisch kleine deeltjes.
  • Dit worde plasticsoep genoemd.
  • Dieren eten dit plastic waardoor het in de voedselketen terechtkomt.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het gevolg van dieren die plastic eten?
A
Dieren worden immuun voor plastic
B
Het plastic lost op in hun maag
C
Het plastic komt in de voedselketen terecht
D
Dieren worden sterker

Slide 14 - Quizvraag

Stikstof
  • In mest zit veel stikstof. Als er te veel mest wordt gebruikt ontstaat verzuring en vermesting.
  • Door vermesting gaan planten als algen en kroos in sloten en meren explosief groeien.
  • Na een tijdje bedekken deze planten het hele wateroppervlak.
  • In water met te veel algen en kroos kunnen geen onderwaterplanten en waterdieren leven.
  • Ook de zee en het grondwater kunnen vervuild raken.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van te veel mestgebruik?
A
Verzachting en verkleining
B
Verbetering en versterking
C
Verzuring en vermesting
D
Verkoeling en verdroging

Slide 16 - Quizvraag

Ziekteverwekkers
  • Vooral in armere landen en ontwikkelingslanden zijn er veel mensen die geen schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen hebben.
  • Ze worden ziek door ziekteverwerkers in het vuile water.
  • In Nederland is vrijwel elk huis aangesloten op de waterleiding.
  • Waterleidingbedrijven maken drinkwater van grondwater of van oppervlaktewater.
  • Het water wordt gezuiverd, als er schadelijke stoffen in voorkomen moet het water extra worden gezuiverd.

Slide 17 - Tekstslide

Bodem
  • Mensen gebruiken de bodem voor voedselproductie en voor grondstoffen.
  • Als er giftige stoffen in de bodem zitten nemen planten deze op, zo komen deze in de voedselketen terecht.
  • Het is daarom belangrijk om de bodem schoon te houden.
  • Soms is de bodem vroeger zo vervuild door bijvoorbeeld fabrieken of stortplaatsen, dat het moet worden schoongemaakt.
  • Dat heet bodemsanering.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe komen giftige stoffen in de voedselketen terecht?
A
Via de lucht
B
Via regenwater dat op de gewassen valt
C
Via dieren die de vervuilde bodem eten
D
Planten nemen deze op uit de bodem

Slide 19 - Quizvraag

Afval
Er zijn verschillende soorten afval:
  • Recyclebaar afval kan opnieuw worden gebruikt.
  • Afval afkomstig van planten en dieren (gft) kan worden gecomposteerd.
  • Klein chemisch afval (kca) is het chemische afval, bijvoorbeeld batterijen of verf.
  • Het afval dat niet bij een van deze drie groepen hoort, heet restafval.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is voorbeeld van klein chemisch afval?
A
Plasticafval
B
Batterijen
C
Papierafval
D
Glasafval

Slide 21 - Quizvraag

Afvalverwerking
Bijna overal in Nederland wordt het huisafval gescheiden ingezameld. 
Door afval gescheiden in te zamelen, kunnen veel afvalproducten milieuvriendelijk worden verwerkt.
Er zijn vier methoden van afvalverwerking:
  • Recycling 
  • Composteren
  • Verbranden
  • Storten

Slide 22 - Tekstslide

Recycling en composteren
  • Bij recycling worden afvalproducten als grondstoffen gebruikt voor nieuwe producten.
  • Van oud papier wordt bijvoorbeeld kringlooppapier gemaakt.
  • Door recycling zijn er minder grondstoffen nodig.
  • Bij composteren zetten reducenten biologisch afbreekbaar afval om in voedingsstoffen.
  • De mest met voedingsstoffen die hierdoor ontstaat, heet compost.
  • De planten nemen dit weer op.

Slide 23 - Tekstslide

Welke rol spelen reducenten bij composteren?
A
Ze zuiveren water
B
Ze versnellen de ontbinding
C
Ze zetten biologisch afbreekbaar afval om in voedingsstoffen.
D
Ze produceren afval

Slide 24 - Quizvraag

Verbranding en storten
  • Veel restafval wordt verbrand in grote verbrandingsovens.
  • Bij het verbranden komt warmte vrij. Een deel hiervan wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken en gebouwen te verwarmen.
  • De as wordt gebruikt bij voor de wegenbouw.
  • Ook een klein deel van het restafval wordt gestort op vuilnisbelten.
  • Storten is de gemakkelijkste en goedkoopste methode van afvalverwerking.
  • Nadelen van storten is dat het stinkt en er schadelijke stoffen in de bodem kunnen komen.

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen 7.6
  • Bodemsanering
  • Compost
  • Gft
  • Kca
  • Plasticsoep
  • Recycling
  • Restafval

Slide 26 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt een aantal vormen van watervervuiling noemen.
  • Je kunt een aantal vormen van bodemvervuiling noemen.
  • Je kunt een aantal methoden van afvalverwerking noemen.

Slide 27 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.6 : 1 t/m 4
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 6.6
Veel goed? -> Maken 9+ online extra  6.6

 

timer
25:00

Slide 28 - Tekstslide