Beroepsoriëntatie LW8 - Les 6 Büsra

 Beroepsoriëntatie
Lesweek 6: Specifieke doelgroepen


Klassen: 238B
Datum: 26 oktober 2023
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Beroepsoriëntatie
Lesweek 6: Specifieke doelgroepen


Klassen: 238B
Datum: 26 oktober 2023

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Deel 2:
  1. Lesdoelen deel 2 Communicatie (vervolg)
  2. Terugblik op vorige les
  3. Theoretische kennis
  4. Opdracht


Boek communicatie & gedrag H2 (2.1 en 2.2)



Slide 3 - Tekstslide

45 minuten

5 minuten opstarten/AWR
2 mintuten programma
3 minuten lesdoelen
5 minuten terugblik
10 minuten theorie
15 minuten casus rollenspel
5 minuten nabespreken

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:

- Basiscommunicatietechnieken toepassen in eenvoudige praktijksituaties door:

  • Een open luisterhouding toe te passen
  • Een actieve luisterhouding toe te passen
  • Te verantwoorden hoe je controleert of je iemand anders begrijpt

- verschillende gespreksoorten herkennen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 


- Communicatieproces
- Doel van communiceren
- Communicatierichting
- Verbale en non-verbale communicatie
- Ruis



Slide 5 - Tekstslide

Neem de lesdoelen van deel 1 mee van de eerste les.
Gespreksopbouw
  • Professioneel gesprek 
  • Privégesprek

De opbouw van een professioneel gesprek heeft vijf fasen. De voorbereidingsfase, aanloopfase, planningsfase, themafase en de slotfase.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Gespreksopbouw in fasen 3/5
1. Voorbereidingsfase
  • Tijdens de voorbereidingsfase van het gesprek bereid je het gesprek voor, door vooraf goed na te denken over de aanleiding (het waarom) en het doel van het gesprek.
2. Aanloopfase
  • De aanloopfase is de gespreksfase waarbij je de sfeer van het gesprek creëert. Dit doe je vaak door social talk. Social talk is belangrijk voor de sfeer en je stelt daarmee je gesprekspartner(s) op het gemak.
3. Planningsfase
  • De gespreksfase waarin je afspraken maakt met je gesprekspartner(s) over het verloop van het gesprek. (Doel, duur, inhoud)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Gespreksopbouw 5/5
4. Themafase
  •  In deze fase bespreek je het onderwerp en probeer je het doel te bereiken. 
5. Slotfase
  •  Aan het einde van het gesprek vat je globaal de inhoud van het gesprek samen en vraag je aan de ander of dat wat je zegt ook klopt. Het is belangrijk om te controleren of het doel bereikt is en of de ander tevreden is. Indien nodig maak je afspraken met elkaar. Vergeet niet deze ook vast te leggen. Aan het einde van het gesprek is meestal weer sprake van wat social talk.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve luisterhouding
  • Je geeft aandacht aan de cliënt. 
(oogcontact, benoemen lichaamshouding)
  • Je laat de cliënt zien dat je luistert. 
(knikken, hummen, open houding)
  • Je reageert gepast. 
(samenvatten, vragen stellen, open, eerlijk, begripvol)
  • Je let op non-verbale communicatie.
(benoemen wat je ziet aan non-verbale houding van de ander - check)

Slide 9 - Tekstslide

Je geeft aandacht aan de cliënt
Door je te focussen op het verhaal van de cliënt laat je de boodschap echt binnenkomen. Je maakt daarbij oogcontact om de cliënt te laten weten dat je luistert. Let ook goed op de lichaamstaal van de cliënt. Door signalen op te merken en te benoemen laat je zien dat je aandacht echt bij de cliënt is.

Je laat de cliënt zien dat je luistert
Hoewel het misschien vreemd klinkt, laat je zien dat je luistert door zo min mogelijk te zeggen. Knik op de juiste momenten en reageer op de cliënt door korte reacties te geven zoals hummen, owww, ahhh okay of mmmmen. Ben je bewust van je lichaamstaal. Probeer rust uit te stralen door een open houding aan te nemen. Dit betekent dat je met je lichaam laat zien dat je met je aandacht bij de ander bent. Een voorbeeld van een open houding is je armen en benen niet over elkaar kruisen en iets naar de ander toegedraaid zitten. Laat je verder niet afleiden door je eigen gedachten en zet alle devices uit.
Je reageert gepast
Natuurlijk reageer je op gepaste momenten op de cliënt. Het is belangrijk om tussentijds samen te vatten wat je de ander hoort zeggen. Ook is het belangrijk om vragen te stellen. Je richt je hierbij wel steeds op de ander en begint niet over je eigen gedachten of ervaringen te praten. Laat de ander uitpraten en onderbreek hem niet steeds met je eigen verhaal, oplossingen of argumenten. Denk eerst goed na over dat wat je wilt zeggen en of het voor de cliënt iets toevoegt aan het gesprek. Reageer open en eerlijk naar de cliënt. Stel je begripvol op. Als je toch je mening ergens over geeft, doe dit dan op een respectvolle manier. Het uitgangspunt dat hier geldt is: behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden.
Je let op non-verbale communicatie
Als je met iemand een gesprek voert, zendt deze non-verbale signalen uit. Deze zijn vaak lastig te interpreteren omdat dezelfde bewegingen niet altijd hetzelfde betekenen bij iedereen. Het is daarom erg belangrijk om non-verbale signalen niet te negeren, maar juist te benoemen. Controleer wat je ziet door uit te spreken wat je de ander zag doen of hoorde zeggen. Vertel welke conclusie jij daar uit trekt en of deze klopt. Als een cliënt emotioneel is, leg je bijvoorbeeld je hand op zijn schouder of je biedt zonder iets te zeggen een zakdoekje aan. Als je met meerdere mensen in gesprek bent, kun je tussendoor ook iemand een bemoedigend knikje geven om te laten merken dat je hem ziet.
Gespreksoorten in de zorg
- Informatief gesprek 
(bijvoorbeeld bij een kennismakingsgesprek of intake gesprek)
- Helpend gesprek 
(Je helpt een cliënt door het vaststellen van het probleem)
- Probleemoplossend gesprek
 (is er op gericht samen een oplossing te vinden voor een specifiek probleem)
- Slechtnieuws gesprek 
 (een bericht moeten overbrengen dat voor de ontvanger een nare, negatieve betekenis heeft)                                                                                  
                       
                                                                                          Boek: Communicatie en gedrag H3

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk tijdens het gesprek? 



  • Voorbereiding is het halve werk :) 

  • Wie, wat, waar en hoe!!


Slide 11 - Tekstslide

Check of studenten weten wat verbale en non-verbale communicatie is.

A: geen oogcontact, geen echt contact maken.

B: contact maken, benoemen wat je ziet, aansluiten behoefte client, echt contact.
Opdracht: 
Casus 
  1. Client
  2. MZ'er
  3. Observatoren

Speel de casus na met elkaar maakt daarbij gebruik van de opbouw van een gesprek en de verschillende gesprekstechnieken.

Observartoren geven opbouwende feedback


Slide 12 - Tekstslide

Zorg voor afwisseling in de groepjes.

Schrijf op het bord de fasen van de opbouw van het gesprek en de gesprekstechnieken (LSD, ANNA, OMA ect).

Na het oefenen kun je 1 rollenspel klassikaal doen. 


Nabespreken casus
Wat hebben de observatoren gezien aan opbouw van het gesprek?

Welke gesprekstechnieken hebben ze gezien?

Sluit de les af met de volgende vragen;

- Uit welke fasen is een gesprek opgebouwd?
- Hoe laat je een actieve luisterhouding zien?
- Welke gesprekssoort zijn er binnen de zorg?

Slide 13 - Tekstslide

Vergeet niet de nabespreking aan de lesdoelen te koppelen:
- basiscommunicatietechnieken toepassen in eenvoudige praktijksituaties door:
een open luisterhouding toe te passen,
een actieve luisterhouding toe te passen,
te verantwoorden hoe je controleert of je iemand anders begrijpt.
- verschillende gespreksoorten herkennen
Lesdoelen deel 3
Aan het einde van de les kun je:

- Toelichten hoe je methodisch en systemisch handelt in beroepssituaties.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom methodisch en systemisch handelen?
Als begeleider probeer je zorg en ondersteuning te leveren van goede kwaliteit. 

Dit doe je door systematisch en doelgericht te werken. 
Je weet waarom je iets doet en met welk doel. 
Om dat doel te bereiken, volg je een vast stappenplan.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methodisch werken
Bij methodisch werken handel je........


  • doelgericht: je richt je op het bereiken van een doel
  • systematisch: je werkt volgens vaste stappen
  • procesmatig: alle stappen sluiten op elkaar aan
  • bewust: je weet wat je doet en waarom je het doet.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen van Methodisch werken

Cyclisch werken
 
Stap 1: Informatie verzamelen over de beginsituatie
Stap 2: Vaststellen van wensen, behoeften en problemen
Stap 3: Doelen formuleren
Stap 4: Plannen maken en uitvoeren
Stap 5: Evalueren en eventueel bijstellen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belang methodisch werken

- Er is een duidelijke en eenduidige werkwijze. 

- Er is meer grip op wat er gebeurt. 
- De kans op fouten neemt af.
- Iedereen (zowel begeleiders als andere betrokkenen, zoals cliënten en naastbetrokkenen) weet wat hij kan verwachten. 
- Je kunt je eigen handelen bespreekbaar maken en evalueren. 

Slide 18 - Tekstslide

In je werk houd je dus altijd een vaste werkwijze aan. Dat doe je niet alleen om de werkwijze voor jezelf duidelijk te hebben. Methodisch werken heeft ook nog andere voordelen:
Er is meer grip op wat er gebeurt. Daardoor werk je efficiënt en effectief. Ook neemt de kans op fouten af: je kunt namelijk beter vooruitkijken, hebt daardoor meer controle over wat er gebeurt en weet precies hoe je moet handelen.
Iedereen (zowel begeleiders als andere betrokkenen, zoals cliënten en naastbetrokkenen) weet wat hij kan verwachten. Het proces dat je wilt volgen, is voor iedereen inzichtelijk. En je kunt je werk makkelijker overdragen aan een ander.
Je kunt je eigen handelen bespreekbaar maken en evalueren. Op basis hiervan kun je het proces bijstellen.
Opdracht uit het boek


We maken opdracht 6 uit het boek methodisch begeleiden - verwerkingsopdracht 6 (analyseren en toepassen).


Slide 19 - Tekstslide

Je kunt de opdracht ook uit printen. Deze is als bijlage meegestuurd en heet: Opdracht 6. Methodisch handelen in de praktijk
Huiswerk
Lees uit het boek van BOOM - H2 - 2.3, 2.4 en 2.5
(Dit zijn de onderdelen die we nog niet in de les hebben behandeld)

Zorg dat je de onderstaande slides leest en kunt beantwoorden.

Let op volgende week testen we jullie kennis van H2 met een toets.
Lees H2 dus goed door!

Slide 20 - Tekstslide

Je kunt de opdracht ook uit printen. Deze is als bijlage meegestuurd en heet: Opdracht 6. Methodisch handelen in de praktijk
Effectieve communicatie: vragen stellen

Vier soorten vragen:
  1. Open: Geeft je meer ruimte om te antwoorden en nodigt uit om meer te vertellen. Open vragen beginnen vaak met: wie, wat, waar, welke, waarom, hoe
  2. Gesloten: vraag die weinig ruimte laat voor antwoord. Vaak met een of twee woorden te beantwoorden. 
  3. Indirecte vraag: onopvallende manier de ander uitnodigt om over zichzelf te praten. 
  4. Suggestieve vragen: verraadt welk antwoord je wilt horen of verwacht te horen. Stuur je het gesprek en daarmee de aandacht van de ander. 

Slide 21 - Tekstslide

Aanname: begrip - invullen geven vanuit eigen beeld, mening, referentie, kennis ect.

Effectieve communicatie - verschillende soorten vragen
Naast de vier vragen (deel 1) worden er in het boek nog andere soorten vragen behandeld. 
Opdracht: Ga op zoek naar de betekenis van onderstaande vragen en geef per vraag de betekenis en een voorbeeld.  
1. Wondervraag
2. Reflecterende vraag
3. Schaalvraag 
4. Copingvraag
5. Keuzevraag 
6. Confronterende vraag 
7. Dubbele vraag                                                                   
                                                                              Boom Communicatie en gedrag H2 - 2.4                            

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Valkuilen
Veel voorkomende valkuilen binnen de communicatie: 
1. Diagnosticeren 
2. Het halo-effect 
3. Het horn-effect 
4. Foutief interpreteren
5. Moraliseren 
6. Het hebben van een vooroordeel 
7. Uitgaan van een stereotype 

Opdracht: zoek in het Boek: Boom communicatie en gedrag H2 - 2.5 de betekenis op van de bovenstaande begrippen en noteer dit in je eigen woorden! 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen check
Wat weet jij nog van.....................................


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Bedankt voor jullie aandacht!  

Nog vragen? 

Succes met de eindopdracht!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies