VERBOS CON CAMBIO DE RAÍZ

1 / 29
volgende
Slide 1: Video
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

Verbos irregulares
Er zijn onregelmatige werkwoorden:
  1. - die geheel afwijken (zoals SER, IR)
  2. - waar alleen de 1e persoon afwijkt. (zoals ESTAR)
  3. - die klinkerwisselingen in de stam hebben. (zoals QUERER)
  4. - waar de eerste persoon afwijkt én die een klinkerwisseling hebben. (zoals TENER)

Onregelmatige werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden met klankverandering in de stam 
(pág. 49 de tu libro rojo)
Hay 4 grupos:
1.  cerrar (e >ie)
2. poder ( o>ue)
3. jugar (u_ue)
4. pedir (e>i)

Slide 3 - Tekstslide

unos ejemplos
1. cerrar (e >ie) : sentir, empezar, perder ,querer y tener
2. poder (o>ue): encontrar, costar, dormir y volver
3. jugar (u>ue): -
4.pedir (e>i): servir, vestir, repetir y seguir
TAREA: Zoek de betekenis van deze werkwoorden op (10m) en schrijf ze in je schrift.

Slide 4 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden, 1e persoon enkelvoud 
(Libro rojo, pag 49-50)
Estar => estoy , estás, está, estamos, estáis, están
Saber => , sabes, sabe, sabemos, sabéis, saben
Ver => veo , ves, ve, vemos, veis, ven
Poner => pongo , pones, pone, ponemos, ponéis, ponen 
Salir => salgo,  etc (de andere vervoegingen zijn regelmatig)
Hacer => hago
Conocer => conozco
Dar => doy

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden met onregelmatige 1e pers enkelvoud én klinkerwisseling in de stam
Tener: tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen 

Decir: digo, dices, dice, decimos, decís, dicen

Venir: vengo, vienes, viene, venimos, venís, vienen

Elegir: elijo, eliges, elige, elegimos, elegís, eligen

Slide 6 - Tekstslide


1. Raúl, ¿(poder) cerrar la ventana, por favor?
2. Yo (empezar) la clase a las ocho y veinte.
3. Lo ( sentir) , pero ya no hay entradas para el concierto de Rosalía
4. Sebastián y su hermano ( jugar) al fútbol en la playa.
(Vul de volgende zinnen in)
Rellene las frases siguientes

Slide 7 - Open vraag

ZET DE JUISTE VORM VAN DEZE WERKWOORDEN ( e>ie)/(o>ue) IN DE ZIN.
1 Las clase de español (empezar) temprano. ¡A las ocho y cuarto!
2 ¿Qué (querer) tú? ¿Ir a España o (preferir) quedarte en Ámsterdam?
3 ¿Cuánto (costar) estos pantalones negros?
4 Yo (entender) nada del arte moderno

Slide 8 - Open vraag

Oefening met PODER, CONOCER, SABER
https://www.spanishunicorn.com/saber-poder-conocer-ejercicios-2/
( website op volgende sheet)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

kies de juiste vervoeging
(ellos / ellas/ ustedes) comenzar (ie)
A
comienza
B
comenzamos
C
comienzen
D
comienzan

Slide 12 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(yo) pensar (ie)
A
piensa
B
pensáis
C
pienso
D
piensas

Slide 13 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(él/ ella/ usted) dormir (ue)
A
duermo
B
duermes
C
dormimos
D
duerme

Slide 14 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(tú) recordar (ue)
A
recuerdas
B
recordamos
C
recordáis
D
recuerdo

Slide 15 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(yo) encontrar (ue)
A
encuentras
B
encuentros
C
encuentro
D
encontráis

Slide 16 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(yo) perder (ie)
A
pierdas
B
pierdo
C
perdemos
D
pierda

Slide 17 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(vosotros/-as) cerrar (ie)
A
cierras
B
cerráis
C
cerramos
D
cierro

Slide 18 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(nosotros/-as) entender (ie)
A
entiende
B
entendéis
C
entiendo
D
entendemos

Slide 19 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(tú) volver (ue)
A
volvéis
B
vuelve
C
vuelves
D
volvemos

Slide 20 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(tú) servir (i)
A
servéis
B
sirve
C
sirves
D
servimos

Slide 21 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(yo) saber
A
sabo
B
C
sabes
D
sabe

Slide 22 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(yo) conocer
A
conoco
B
conoce
C
conozco
D
conoces

Slide 23 - Quizvraag

kies de juiste vervoeging
(yo) poner
A
pono
B
ponero
C
pone
D
pongo

Slide 24 - Quizvraag


1. Raúl, ¿(poder) cerrar la ventana, por favor?
2. Yo (empezar) la clase a las ocho y veinte.
3. Lo ( sentir) , pero ya no hay entradas para el concierto de Rosalía
4. Sebastián y su hermano ( jugar) al fútbol en la playa.
(Vul de volgende zinnen in)
Rellene las frases siguientes

Slide 25 - Open vraag

conozco
veo
salgo
ponemos
hago
digo
vengo
tienen
ik ken
ik zie
ik ga uit
wij zetten
ik doe, maak
Ik weet
ik zeg
ik kom
zij hebben

Slide 26 - Sleepvraag

seguir
probar
cerrar
comenzar
sentir
recordar 
pensar
perder
ver
levantarse
volver
beginnen
verliezen
opstaan
zien, kijken
volgen
proeven
sluiten
voelen
zich herinneren
denken
terugkeren

Slide 27 - Sleepvraag

O=>UE
U=>UE
E=>IE
E=>I
1e pers
-GO,-NGO
1e pers
-ZCO
1e pers
-OY
1e pers
pedir
decir
volver
conocer
venir
salir
encontrar
cerrar
preferir
recordar
acostarse
seguir
traducir
ir
saber
ofrecer
poder
jugar
r
hacer

Slide 28 - Sleepvraag

conozco
veo
salgo
ponemos
hago
digo
vengo
tienen
ik ken
ik zie
ik ga uit
wij zetten
ik doe, maak
Ik weet
ik zeg
ik kom
zij hebben

Slide 29 - Sleepvraag