Personalpronomina im Dativ

Dativ Jahr 2 und 3
Online Unterricht

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dativ Jahr 2 und 3
Online Unterricht

Slide 1 - Tekstslide

Die ganze Klasse macht ein Poster .
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 2 - Open vraag

Macht pro Gruppe einen Teil.
Lijdend voorwerp?

Slide 3 - Open vraag

Ihr sucht Abbildungen im Internet.
lijdend voorwerp?

Slide 4 - Open vraag

meewerkend voorwerp
De dokter geeft mij tabletten.
(Aan wie geeft de dokter tabletten?)
Der Doktor gibt mir Tabletten.
Wem gibt der Doktor Tabletten?

Slide 5 - Tekstslide

meewerkend voorwerp

Der Doktor gibt mir Tabletten.
Wem gibt der Doktor Tabletten?
aan/voor wie + gezegde + onderwerp?

Slide 6 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
De dokter geeft mij tabletten.
mij = meewerkend voorwerp
mij = 3e naamval

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal de vet gedrukte woorden

Slide 8 - Tekstslide

wat betekent "mit ihm"?

Slide 9 - Open vraag

wat betekent "mit uns"?

Slide 10 - Open vraag

wat betekent " mit ihr"?

Slide 11 - Open vraag

wat betekent " mit euch"?

Slide 12 - Open vraag

wat betekent " mit ihnen"

Slide 13 - Open vraag

wat betekent " mit Ihnen"

Slide 14 - Open vraag

wat betekent "mit wem"

Slide 15 - Open vraag

bei mir
bei dir
bei ihr
bei euch
bei ihm
bei ihnen
bei uns
bei Ihnen
bij mij
bij jou
bij hem
bij ons
bij jullie
bij haar
bij hen
bij U

Slide 16 - Sleepvraag

Kommst du heute mit ..... shoppen?
A
mir
B
mich
C
ich

Slide 17 - Quizvraag

Nein, ich kann nicht, ich bin mit Elsa. Ich bleibe bei.....
A
sie
B
ihr
C
ihm

Slide 18 - Quizvraag

Und morgen? Kannst du morgen mit...... nach Düsseldorf kommen?
A
ons
B
uns
C
wir
D
euch

Slide 19 - Quizvraag

Ja, das ist gut. Ich komme mit .... nach Düsseldorf.
A
ihr
B
sie
C
euch
D
Sie

Slide 20 - Quizvraag

Super! Dann kannst du auch bei .... essen.
A
euch
B
uns
C
sie

Slide 21 - Quizvraag

Natürlich. Ich komme morgen zu ....
A
du
B
dich
C
dir

Slide 22 - Quizvraag

Mit ....fahren wir morgen nach Düsseldorf?
A
wem
B
wer
C
wie
D
wen

Slide 23 - Quizvraag

Mit ......., mit meinen Eltern.
A
ihr
B
sie
C
ihnen

Slide 24 - Quizvraag

1

Slide 25 - Video

00:00
schrijf alle voorzetsels op die je in het liedje hoort.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

- Ulli, kannst du (ik) ... erklären, wie dieses Fitbit-Armband funktioniert?

Slide 28 - Open vraag

Ja, aber ich zeige (jij) .... lieber ein Video.

Slide 29 - Open vraag

Das Video erklärt (jij) ... Schritt fuur Schritt wie du das Armband benutzen kannst.

Slide 30 - Open vraag

Gibst du (ik) ... dein Handy, bitte?

Slide 31 - Open vraag

Dann schicke ich (jij) ... den Link.

Slide 32 - Open vraag

Wähle in welchem Fall das Personalpronomen steht. Akkusativ (4) oder Dativ (3)?

Slide 33 - Tekstslide

Besuchst du (hij) "ihn" heute Abend?
A
3
B
4

Slide 34 - Quizvraag

Zeigen Sie (ik) "mir" ihre Hände, Frau Ostermeyer?
A
3
B
4

Slide 35 - Quizvraag

Wo ist die Apotheke? Ich kann (zij) "sie" nicht finden.
A
3
B
4

Slide 36 - Quizvraag

Der Junge ezählt (jullie) , dass er Ohrschmerzen hat.
A
3
B
4

Slide 37 - Quizvraag

Nu kies je de naamval EN het juiste persoonlijk voornaamwoord

Slide 38 - Tekstslide

Wir verstehen (jij) nicht. Du redest mit vollem Mund.
A
3
B
4
C
dir
D
dich

Slide 39 - Quizvraag

Wir können (U) die Körperlotion leider nicht per Post schicken.
A
3
B
4
C
dir
D
dich

Slide 40 - Quizvraag