Formuleren H3 zinsverbanden

timer
10:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Afgelopen weken
  • Begrenzen zinnen
  • Verwijzen naar de- en het-woorden

Slide 2 - Tekstslide

Geheugentestje:

Een komma zet je ...

Meerdere antwoorden zijn goed.
A
tussen twee persoonsvormen
B
tussen twee verbindingswoorden
C
tussen twee moeilijke woorden
D
tussen delen van een opsomming

Slide 3 - Quizvraag

Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?

Mijn beste vriendinnen zijn Nena, Pien, en Milou.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 5 - Quizvraag

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.

Slide 6 - Tekstslide

Verbanden
Zinnen en alinea's staan niet zomaar achter elkaar. Vaak is er een verband binnen zinnen en/of tussen de zinnen en/of alinea's. 

Verband binnen/tussen zinnen = zinsverband
Verband tussen alinea's = alineaverband 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?
  1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! Deze signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.
  2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep de signaalwoorden.
  3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?
  4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 8 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband of tekststructuur

je te maken hebt.

Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

VOORBEELD OPSOMMING

Herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

VOORBEELD  TOELICHTING

Herken je aan signaalwoorden zoals:

  • bijvoorbeeld
  • zo
  • zoals
  • denk aan
  • neem nou
  • onder andere


Slide 16 - Tekstslide

Vul het verband tussen de twee zinnen of de twee delen van de zin in. Zet daaronder het signaalwoord waaraan je dat verband herkent.
1.  Tijdens de speurtocht regende het zo nu en dan. Daardoor werd ons papier nat.

Tekstverband = ?
Signaalwoord = ?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
We pakken de laptop erbij en gaan naar de digitale omgeving van Nieuw Nederlands (via Magister).

Kies 'planning' - 'Formuleren H3 les' - maak de opdrachten, die klaar staan.

Als je klaar bent, ga je verder met het schrijfdossier opdracht 1, 2 of 3.

Slide 18 - Tekstslide

Signaalwoorden:
Eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend

Slide 19 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld / toelichting
echter
maar
ook
zoals
daarnaast
zo

Slide 20 - Sleepvraag

Ik kan signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.
0 = (nog) niet / 10 = helemaal wel
010

Slide 21 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
A
:)
B
:|
C
:(

Slide 22 - Quizvraag