3.) H6 warmte paragraaf 3 warmtetransport

H6 warmte
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H6 warmte

Slide 1 - Tekstslide

paragraaf 3 warmtetransport 
straling 
stroming
geleiding

Slide 3 - Tekstslide

warmte transport
Wanneer je met behulp van een radiator een kamer verwarmt, dan moet de warmte van het hete water in de radiator zich dus verplaatsen door heel de ruimte, dit verplaatsen van warmte noem je warmtetransport. 

Warmtetransport kan op 3 manieren plaats vinden, namelijk door: 
geleiding,
 stroming en 
straling

Hierbij gaat de warmte altijd van een plaats waar het warm is (veel warmte) naar een plaats waar het kouder is (weinig warmte).

Slide 4 - Tekstslide

Warmtetransport kan op 3 manieren plaats vinden, namelijk door:

1.) stroming
2.) straling
3.) ……….. (vul in).

Slide 5 - Open vraag

Juist/onjuist:

Warmtetransport gaat altijd van een plaats waar het koud is naar een plaats waar het warm is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

stroming
Bij warmte stromen is er altijd een stof (medium) nodig die warmte heeft opgenomen en dit goed vast houd. Stoffen die warmte niet (goed) afgeven of doorgeven noem je isolatoren. niet alle isolatoren kunnen warmte goed opnemen, dus niet alle isolatoren zijn geschikt om warmte door te geven met behulp van stroming. Een zeer geschikte stof voor warmte transport door middel van stroming is bijv. lucht. lucht neemt warmte goed op en houd deze goed vast. stilstaande lucht is dus een goede warmte isolator, maar doordat lucht verplaatst verplaatst de warmte mee. De reden dat de lucht niet stil blijft hangen, maar rond gaat stromen is de volgende: Je hebt geleerd dat de moleculen van stoffen verder uit elkaar gaan bewegen wanneer deze warmer worden. dit houd in dat er bij koude lucht meer moleculen in hetzelfde volume zitten, dan bij warme lucht. warme lucht heeft dus een kleinere dichtheid dan koude lucht. Hierdoor zakt de koude en dus zwaardere lucht naar beneden en stijgt de warme en lichtere lucht omhoog.

Slide 7 - Tekstslide

stroming
Bij warmte stroming is er altijd een stof, een medium, nodig die warmte heeft opgenomen en dit goed vast houd. vaste stoffen kunnen niet stromen, dus het medium moet gasvormig of vloeibaar zijn! warmte stromen gaan altijd omhoog bij de plaats waar het warm is! Stroming gaat nooit zijwaarts!

koude lucht heeft een grotere dichtheid, omdat de moleculen dicht op elkaar zitten en zakt dus naar beneden.

warme lucht heeft een kleinere dichtheid, omdat de moleculen verder uit elkaar zitten en  stijgt dus op.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Juist/onjuist:

Warmtetransport door stroming gaat altijd van links naar rechts.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Juist/onjuist:

Warmtetransport door stroming gaat altijd van een plaats waar het warm is naar een plaats waar het koud is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

In welke afbeelding is de stroomrichting juist weergegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quizvraag

De warmte die bij een radiator ontstaat stijgt op. Je kunt een radiator dus het beste………
A
Laag bij de grond plaatsen
B
In het midden van de ruimte plaatsen
C
Dichtbij het plafond plaatsen

Slide 13 - Quizvraag

Koude lucht en andere koude stoffen…..
A
Dalen
B
Stijgen

Slide 14 - Quizvraag

Om producten in een koelbox goed koud te houden kun je het koelelement het beste …..
A
Laag bij de grond van de koelbox plaatsen
B
In het midden van de koelbox plaatsen
C
Dichtbij de deksel van de koelbox plaatsen

Slide 15 - Quizvraag

geleiding


De moleculen van een stof gaan sneller trillen wanneer deze warm worden. Deze trilling wordt doorgegeven binnen de stof, d.w.z. dat een deeltje dat warm is geworden heftiger is gaan trillen en deze trillingsenergie door geeft aan het deeltje direct naast hem. Ook dit deeltje geeft de trilling op zijn beurt weer door etc. het is dus noodzakelijk dat de deeltjes dichtbij elkaar zitten om deze trilling door te kunnen geven. geleiding van warmte gaat dus het beste bij stoffen in de vaste fase. geleiding vindt wel plaats bij vloeistoffen, maar dit gaat niet zo snel/goed. Bij gassen vindt geen geleiding plaats.

Slide 16 - Tekstslide

thermische geleiders
Thermische geleiders zijn stoffen die de warmte binnen het materiaal goed doorgeven.

Voorbeelden van stoffen die warmte goed geleiden zijn:

metalen (ijzer, aluminium, koper, staal, etc)

Slide 17 - Tekstslide

thermische isolatoren
thermische isolatoren zijn stoffen die de warmte niet binnen de stof doorgeven. 

Voorbeelden van thermische isolatoren zijn:
kunststoffen
hout
stilstaande lucht
water
rubber

Slide 18 - Tekstslide

De groep stoffen die de warmte niet (goed) door laten noemt men thermische …………

Slide 19 - Open vraag

Juist of onjuist:
Thermische geleiders geven de warmte goed door.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stoffen is een thermische geleider?
A
Plastic
B
Messing
C
Stilstaande lucht
D
Rubber

Slide 21 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stoffen is een thermische isolator?
A
Koper
B
Staal
C
Goud
D
Hout

Slide 22 - Quizvraag

straling
Om warmte te transporteren middels straling is geen (tussen)stof nodig, straling kan door een vacuum verplaatsen. straling verplaatst zich het beste door een vacuum of door stoffen in de gasvormige fase.

 straling kun je tegen gaan door spiegelende oppervlakken, deze kaatsen straling terug. ook voorwerpen die wit zijn weerkaatsen vrijwel alle straling.

doffe en donkere (zwart) voorwerpen absorberen straling juist.

 Warmte straling noemt men infrarodestraling. (Infraroodstraling kan men niet met het blote oog waarnemen). 

Slide 23 - Tekstslide

straling
Warmte transport door straling is de enige vorm van warmtetransport waarbij er geen (tussen)stof nodig is voor het transport van warmte. Infrarode straling kan zich zelfs verplaatsen door een vacuum. Denk maar aan de warmte die je voelt wanneer er zonnestralen op je huid komen. Deze zonnestralen zijn afkomstig van de zon die zich in de ruimte bevindt en in de ruimte is geen tussenstof. Warmte straling noemt men infrarodestraling. infraroodstraling kan men niet met het blote oog waarnemen. Er bestaan wel warmtecamera’s, waarmee je deze warmte straling kunt waarnemen. De kleur op de afbeelding correspondeert dan met de hoeveelheid warmte. bijv. wit is het heetst, dan geel, dan oranje etc.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe noemt men warmtestraling met een ander woord?

Slide 25 - Open vraag

Welk nummer geeft (infrarood)straling aan?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 26 - Quizvraag

Welk nummer geeft geleiding aan?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 27 - Quizvraag

Welk nummer geeft stroming aan?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 28 - Quizvraag

Welke vorm van warmtetransport kan NIET plaats vinden wanneer het medium in de gasvormige fase is?
A
Stroming
B
Straling
C
Geleiding

Slide 29 - Quizvraag

Welke vorm van warmtetransport kan plaats vinden zonder medium (tussenstof?)
A
Stroming
B
Straling
C
Geleiding

Slide 30 - Quizvraag

Welke vorm van warmtetransport kan NIET plaats vinden wanneer het medium in de in de vaste fase is?
A
Stroming
B
Straling
C
Geleiding

Slide 31 - Quizvraag