OMV bijeenkomst 5

Omgaan met verschillen

Bijeenkomst 5; 
Kansengelijkheid en pedagogisch partnerschap



1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
PedagogiekHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Omgaan met verschillen

Bijeenkomst 5; 
Kansengelijkheid en pedagogisch partnerschap



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
Check in
Kansengelijkheid
Pedagogisch partnerschap
Communiceren met kinderen
Moeilijke situaties in een gesprek
4 G's
Check out

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check in: Gesprekken met ouders vind ik.....

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag
Haal eens de leerlingenlijst van je klas voor je. Van welke leerlingen heb jij het idee dat zij cognitief sterk zijn? En van welke kinderen verwacht jij eigenlijk mindere prestaties? Behandel je deze leerlingen ook anders dan de leerlingen die je als ‘cognitief sterk’ beschouwt?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Verwachtingen van leerkrachten spelen een rol in kansengelijkheid!

De naam Pygmalion verwijst naar een Griekse mythe, waarin prins Pygmalion een standbeeld van zijn ideale vrouw maakte uit ivoor. De prins werd verliefd op het standbeeld, omdat dit zo perfect was. Uiteindelijk werd het standbeeld door Aphrodite (godin van de liefde) tot leven gebracht. De naam Pygmalion verwijst ook naar het bekende, gelijknamige toneelstuk van George Bernard Shaw, waarin een bloemenverkoopstertje leert praten als een dame.[2] De kern hiervan is dat mensen met geloof en inzet een ander kunnen veranderen.

Het Pygmalion-effect, ook wel het Rosenthal-effect genoemd, is een fenomeen dat in het onderwijs kan worden geobserveerd en sluit aan bij de selffulfilling prophecy van Robert K. Merton. Het effect houdt in dat leraren, soms onbewust, verwachtingen hebben van bepaalde leerlingen. 

Om te verklaren hoe het Pygmalion-effect precies in zijn werk gaat, is een model opgesteld dat het mogelijke mechanisme achter het effect vormt.[4][5] Dit model bestaat uit zes fases:
De leraar vormt aparte verwachtingen voor iedere leerling
De leraar begint de leerlingen verschillend te behandelen op basis van zijn of haar verwachting
De leerlingen reageren anders op de leraar door de andere behandeling
De leerling vertoont gedrag dat de verwachting van de leraar versterkt
De academische prestaties van leerlingen gaan vooruit of achteruit in de richting van de verwachtingen van de leraar. Leerlingen gaan dus langzaam presteren naar wat er van ze verwacht wordt, waardoor de verwachting bevestigd wordt.
Deze vooruitgang of achteruitgang van prestaties is terug te zien op testen of toetsen.
Zoals hierboven genoemd, gaan leraren leerlingen verschillend behandelen door hun verwachtingen. Leraren kunnen hun verwachtingen van leerlingen op verschillende manieren tot uiting brengen. Deze manieren kunnen worden verdeeld in vier groepen gedragingen:[6]
‘Klimaat’, wat staat voor het sociaal-emotionele klimaat dat leraren scheppen. Dit klimaat is vaak warmer voor kinderen van wie meer wordt verwacht. Voorbeelden van gedragingen in deze groep zijn glimlachen, knikken, meer oogcontact.
‘Feedback’. Leraren hebben de neiging om kinderen van wie ze veel verwachten meer te belonen (met name verbaal). Bij een fout krijgen deze kinderen vervolgens meer en specifiekere feedback.
‘Input’. Kinderen van wie de verwachtingen hoger liggen, krijgen vaak meer en moeilijker materiaal.
‘Output’. Leerlingen van wie meer wordt verwacht, krijgen vaker de beurt in de klas.
Deze gedragingen verschillen dus voor leerlingen van wie de verwachtingen hoog of juist laag en zorgen ervoor dat leerlingen anders op de leraar reageren.
Stellingen
  1.  Ik vind dat de school een ontmoetingsplaats moet zijn voor leerlingen met verschillende aanleg en capaciteiten, en dat daarom individuele of groepen leerlingen niet van elkaar gescheiden moeten worden, omdat dat beter zou kunnen zijn voor hun leerprestaties.
  2. Ik vind dat ouders en leerlingen niet ingeperkt mogen worden in hun keuze tussen scholen ten behoeve van het streven naar scholen die qua leerlingenpopulatie een afspiegeling zijn van de samenleving.
  3. Ik vind dat voor beslissingen, zoals overgaan en een schooladvies voor vervolgonderwijs, het gebruik van een gestandaardiseerde eindtoets niet noodzakelijk is.
  4. Ik vind dat voor alle leerlingen in het onderwijs dezelfde hoeveelheid middelen moet worden ingezet om hun leerdoelen te behalen, ongeacht verschillende achtergrondkenmerken (zoals opleidingsniveau en inkomen van ouders), ook al zou hiermee de (sociale) ongelijkheid in de samenleving in stand worden gehouden

Slide 8 - Tekstslide

In hoeverre ben je het eens met de volgende stellingen?


Na het invullen:
• Bespreek overeenkomsten en verschillen in antwoorden met elkaar.
• Hoe beïnvloeden jullie opvattingen de keuzes die jullie maken voor het handelen in de klas?
• Hoe kijken jullie naar jullie opvattingen over de vraagstukken in relatie tot de waardevolle uitkomsten/educatieve
goederen?
• Idem tot de distributieve waarden en kansen(on)gelijkheid?
• Idem tot de onafhankelijke waarden?
• Welke opvattingen zijn niet consistent met de praktijk in de klas of de school? Waarom is dat zo

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Ga naar:
https://www.uitgeverijpica.nl/downloads/wat-is-eerlijk




Vul de zelfscan in

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun jij doen?

Slide 11 - Open vraag


Zie pagina 73!

1. Plan differentiatie in instructie en lesstof
2. Deel de groep op in kleine groepjes
3. Varieer in materialen, afhankelijk van
individu of kleine groep
4. Varieer in tempo met je instructie
5. Weet wat je doet
6. Zet de leerling centraal in alles wat je doet

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Hogere leraarverwachtingen kunnen leiden tot hogere prestaties bij leerlingen, terwijl lage verwachtingen kunnen leiden tot lagere prestaties. 
 ik leerlingen motiveren?’, maar: ‘Wat motiveert deze leerling?’
• Kinderen zijn niet allemaal hetzelfde, behandel ze ook niet zo.
• Durf per (groepje) leerling(en) te variëren in lesstof en instructie.
• Leerlingen leren beter in groepjes.
• Houd rekening met leerprofielen: de een heeft rust nodig om zich te concentreren, de ander moet af en toe even kunnen
bewegen.
• Weet wat je leerlingen boeit en gebruik dat in je les: het versterkt hun betrokkenheid.
• Vraag niet: ‘Hoe kan ik leerlingen motiveren?’, maar: ‘Wat motiveert deze leerling?’

Slide 15 - Tekstslide

Om in te lijsten
Pedagogisch partnerschap

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zorg je dat ouders betrokken zijn/blijven?

Slide 17 - Open vraag

Delfos pag. 70
Pedagogisch partnerschap tot stand brengen
15 succesfactoren; 
Ga na in welke mate deze zaken al plaatsvinden bij jou op school en waar nog aan gewerkt kan worden. Bespreek in tweetallen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pedagogisch partnerschap

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Kwartetten en spiegelkaartjes kansenongelijkheid
Belangrijk in communicatie
met kinderen:

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Luister je wel naar mij?
Moeilijke situaties in gesprek
Begin altijd met naar jezelf te kijken! En kijk daarna pas naar de ouder.
   
Besef je dat boosheid/weerstand betekent dat ouders betrokken zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conflicthantering
1. Forceren
2. Ontlopen
3. Aanpassen
4. Confronteren

Slide 24 - Tekstslide

Laat studenten in groepjes/tweetallen uitzoeken wat dit is en er ook een concreet voorbeeld bij noemen.
Daarna de vraag: Welke kies je als je in een moeilijke situatie terechtkomt?

Slide 25 - Tekstslide

De 4 G’s helpen onderscheid maken tussen wat er feitelijk gebeurt en de persoonlijke gedachten, gevoelens en gedragen die jij ervaart. Dat maakt de feedback die je geeft eerlijk en objectief. Ruimte voor verkeerde interpretatie is er niet. Naar aanleiding van een gebeurtenis ontstaan er bepaalde gedachten en gevoelens. Je gedachten hebben te maken met verwachtingen. Al deze gedachten bepalen je gevoelens. En dan ontstaat er bijvoorbeeld spanning en wordt je misschien zelf ook boos. Om goed met agressie te kunnen omgaan is het van belang je bewust te worden van de gedachten die jij hebt. Even tot 10 tellen kan je helpen om even stil te staan bij die gedachten zodat je jouw stemming kunt ombuigen naar een rustige houding. Dan kun je benoemen wat je bij de ander ziet: ‘Ik zie dat u boos wordt, begrijp ik het goed dat mijn voorstel volgens u geen goed idee is?’ Het is belangrijk om als leerkracht in een gesprek zo objectief mogelijk te blijven. Je geeft zakelijk weer wat er gebeurde, zonder een oordeel te geven. Je doet dat vanuit de ik-vorm. Daarna geef je jouw gedachten en gevoelens weer. En dat dit een bepaald gedrag tot gevolg had. Blijf ook altijd actief luisteren. Hoe reageert de ouder? Geef hier ruimte voor en nodig hier ook toe uit.

4 G's
  1. Beschrijf het Gedrag (jouw observatie, veroordeel het niet!)
  2. Beschrijf het Gevoel (dat dit gedrag bi jou oproept)
  3. Beschrijf het (concrete) Gevolg (effect op de omgeving)
  4. Beschrijf gewenst Gedrag (wat je liever zou zien)



Slide 26 - Tekstslide

1.
 “Ik zie dat je…”
“Ik merk dat je…”
“Ik observeer dat je…”
“Je zegt net dat…”
“Net deed je… en toen…”
Vertaling naar kind
  1. Wat gebeurt er? 
  2. Wat zou je ZELF denken wanneer dit jou zou overkomen? 
  3. Wat zou je ZELF voelen bij deze gedachte(n)? 
  4. Wat zou je doen bij deze gedachten en gevoelens? 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
  1. Je komt toe op de speelplaats. Wanneer je naar een groepje kinderen van je klas loopt, beginnen ze plots hard te lachen.
  2. Een van je vrienden gaat tijdens de speeltijd alleen op een bankje zitten.
  3. Je vraagt op de speelplaats aan een vriend of hij samen met jou wil knikkeren/touwtje springen/beybladen/… Je vriend zegt dat hij geen zin heeft en gaat naar iemand anders uit je klas.
  4. Iemand uit de groep zegt regelmatig ‘slechte dingen’ over anderen.
  5. Je vriend vertelt over een fijne uitstap naar De Efteling.
  6. Een meisje uit de klas zegt nooit ‘hallo’ als zij toekomt op school.
  7. Een jongen uit de klas laat aan iedereen zijn goede toets van rekenen zien.

Slide 28 - Tekstslide

Geef de kinderen het invulschema en vertel dat je dit kan gebruiken om situaties in te schrijven. Leg een situatie, verhaal of cartoon uit en ga stapsgewijs te werk:
Wat gebeurt er? Dit vullen de kinderen in bij ‘Gebeurtenis’.
Wat zou je ZELF denken wanneer dit jou zou overkomen? De kinderen noteren hun eigen gedachten bij ‘Gedachten’.
Wat zou je ZELF voelen bij deze gedachte(n)? Dit vullen ze in bij ‘Gevoelens’.
Wat zou je doen bij deze gedachten en gevoelens? Dit schrijven de kinderen bij ‘Gedrag’.

Bespreek in tweetallen
Tijdens een gesprek met de ouders van Mohammed geef je aan dat het goed zou zijn dat Mohammed thuis wat vaker leest en je stelt aan zijn vader voor om Mohammed eens (in het Nederlands) voor te lezen. Er gebeurt iets wat je absoluut niet had verwacht. Vader wordt heel boos en schreeuwt: ‘Je denkt toch niet dat ik dat ga doen? Het is jullie taak om hem te leren lezen!’
  

Probeer deze situatie aan de hand van de 4 G’s te analyseren.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Richtlijnen
Spreek voor jezelf en over jezelf
Spreek de ouder rechtstreeks aan
Spreek in het hier en nu
Wees concreet en specifiek
Vraag waar nodig om verduidelijking
Luister goed naar de ouder
Vul niet in voor de ouder
Wees niet tegenstrijdig
Geef kritiek opbouwend
Laat de ouder in zijn waarde
Geef elke ouder de ruimte
Blijf rustig
Ga uit van het kind
Blijf positief!!!!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Link

https://www.trajectopmaat.be/aan-de-slag
Oefenen
In viertallen: twee ouders, een observator & een leerkracht
  

Vragen ter voorbereiding:
- Leerkracht (na lezen casus):
   Hoe ga ik het slechte nieuw brengen?
   Welke vermijdingsreacties liggen op de loer?
   Welke weerstanden kan ik verwachten?
- Ouders ( na lezen casus):
   Welke weerstand voel ik bij mijzelf?
   Wat wil ik uiteindelijk bereiken?

Observator: checklist doornemen

De observator mag als souffleur worden ingeschakeld door de leerkracht als de leerkracht vastloopt in het gesprek.




Slide 32 - Tekstslide

Checklist uitdelen aan observatoren
Docent loopt rond en sluit bij groepjes aan om mee te luisteren en tips te geven

Slide 33 - Tekstslide

Volgende les (peer)feedback meesterstuk en vragen stellen

Slide 34 - Tekstslide

Wat ging er al goed?
Waar zou je nog in kunnen ontwikkelen?