Woordenschat 3 en 4

Woordenschat
KT2F
Hoofdstuk 3

Leg de chromebook op tafel.


Welkom iedereen! Fijn dat jullie er zijn :)
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
KT2F
Hoofdstuk 3

Leg de chromebook op tafel.


Welkom iedereen! Fijn dat jullie er zijn :)

Slide 1 - Tekstslide

  • We maken een start met hoofdstuk 3 van Woordenschat.
  • Jullie maken de opdrachten straks op de laptop OF in je schrift.
----------------------------------------------------------------------
  • Filmpje over feesten 
  • Puzzelen! Sinterklaas.


Planning

Slide 2 - Tekstslide

= Een stukje dat vóór een woord staat dat het woord een andere betekenis geeft.

non- = niet, zonder
on- = niet
mis- = verkeerd, fout
wan- = slecht, verkeerd
her- = weer, opnieuw

inter- = tussen (twee of meer gebieden)
Voorvoegsels

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent herexamen?

Slide 4 - Open vraag

Een voorbeeld van een voorvoegsel is:
A
baarmoeder
B
rijkdom
C
ongevaarlijk
D
spier

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
eerlijkheid
B
herindeling
C
inktpot
D
versjes

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het voorvoegsel in 'onmisbaar'?
A
onmis
B
mis
C
on
D
baar

Slide 8 - Quizvraag

Aan het werk
  • Maak de opdrachten van woordenschat hoofdstuk 3.

  • Als je klaar bent, mag je de verdiepende leerroute of de extra opdrachten maken.
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Pauze blokuur
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Aan het werk
Ga lekker aan de slag met de Sinterklaaspuzzels. 


timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Woordenschat
KT2F
Hoofdstuk 3

Leg de chromebook op tafel.


Welkom iedereen! Fijn dat jullie er zijn :)

Slide 13 - Tekstslide

  • We kijken terug naar de theorie van hoofdstuk 3.
  • Jullie gaan verder met de opdrachten van woordenschat.


Planning

Slide 14 - Tekstslide

= Een stukje dat vóór een woord staat dat het woord een andere betekenis geeft.

non- = niet, zonder
on- = niet
mis- = verkeerd, fout
wan- = slecht, verkeerd
her- = weer, opnieuw

inter- = tussen (twee of meer gebieden)
Voorvoegsels

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent herexamen?

Slide 16 - Open vraag

Een voorbeeld van een voorvoegsel is:
A
baarmoeder
B
rijkdom
C
ongevaarlijk
D
spier

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
eerlijkheid
B
herindeling
C
inktpot
D
versjes

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voorvoegsel in 'onmisbaar'?
A
onmis
B
mis
C
on
D
baar

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent miskleun?
A
blunder, vergissing
B
een verkeerde beslissing
C
overdreven
D
negatief

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent 'als paddenstoelen uit de grond schieten'?
A
Dat het erg groot wordt.
B
Dat het overal tevoorschijn komt.
C
Dat er verschillende soorten planten groeien.

Slide 22 - Quizvraag

Maak van 'slecht gedrag' één woord (gebruik een voorvoegsel)

Slide 23 - Open vraag

Ork, ork, ork, soep eet je met een?

Slide 24 - Open vraag

Aan het werk
  • Maak de opdrachten van woordenschat hoofdstuk 3.

  • Als je klaar bent, mag je de verdiepende leerroute of de extra opdrachten maken.
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Maak de quizlet. 


https://quizlet.com/_cgkdjo?x=1jqt&i=41ah7m
Quizlet

Slide 26 - Tekstslide

Ruim je spullen op.

Blijf zitten tot de bel gaat.
Afsluiten

Slide 27 - Tekstslide

Woordenschat
KT2F
Hoofdstuk 4

Leg je leerwerkboek op tafel.


Welkom iedereen! Fijn dat jullie er zijn :)

Slide 28 - Tekstslide

  • We kijken naar de theorie van hoofdstuk 4.
  • Jullie gaan werken aan de opdrachten.


Lesdoel: je kunt achtervoegsels in woorden herkennen.



Planning + lesdoel

Slide 29 - Tekstslide

  • We kijken naar de theorie van hoofdstuk 4.
  • Jullie gaan werken aan de opdrachten.



Planning

Slide 30 - Tekstslide

In de Disneyfilm Mary Poppins (1964) gebruikt 
Mary Poppins het superlange woord 
‘supercalifragilisticexpialidocious’. 
In het Nederlands wordt het soms vertaald als 
‘superformiweldigeindefantakolosachtig’.

  • wat zou dit kunnen betekenen?
  • verdeel het woord in losse stukjes. 
  • wat valt op?
Startopdracht

Slide 31 - Tekstslide

Een stukje dat je achter een woord zet om er een (andere) betekenis aan te geven.


Deze laarzen zijn heel goed bruikbaar als het glad is.
In bruikbaar herken je het woord gebruiken. Bruikbaar betekent dus: je kunt het gebruiken.

Uitleg

Slide 32 - Tekstslide

Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: 
-lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig.

Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis:
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-lijks: wekelijks = elke week



Uitleg

Slide 33 - Tekstslide

Aan het werk
  • Maak de opdrachten van woordenschat hoofdstuk 3.

  • Opdracht 1 en 2 moeten af zijn in deze les.
  • Als je klaar bent, werk je verder of lees je in je leesboek.
timer
20:00

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf een woord met een achtervoegsel op.

Slide 35 - Open vraag

Welk woord heeft geen achtervoegsel?
A
luiaard
B
mogelijk
C
breekbaar
D
schooltijd

Slide 36 - Quizvraag

wat betekent het achtervoegsel 'baar'-?
A
slecht
B
je kan het
C
nog een keer
D
niet

Slide 37 - Quizvraag

Wat is GEEN achtervoegsel?
A
-teit
B
-heid
C
-inter
D
-baar

Slide 38 - Quizvraag

wat betekent het achtervoegsel 'loos'-?
A
veel
B
je kan het
C
zonder
D
niet

Slide 39 - Quizvraag

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 40 - Quizvraag

Achtervoegsels
Bedenk een woord met het achtervoegsel
-achtig

Slide 41 - Open vraag

wat is het woord met een achtervoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 42 - Quizvraag

Wat is een achtervoegsel?
A
Heksenhuis
B
Smaakvol
C
Onbestelbaar

Slide 43 - Quizvraag

Zorgeloos
(achtervoegsel)
A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen

Slide 44 - Quizvraag

Soms hebben woorden een voor- en achtervoegsel. Welk voor- en achtervoegsel heeft HERLEESBAAR?

Slide 45 - Open vraag