PES probleem -smart doel

Deze les
  • 10 uur; korte terugblik vorige les
  • 10.10 uur; theorie PES + SMART 
  • 10.30 opdracht PES + SMART- doel formuleren
  • 11 uur oefening casus klinisch redeneren
  • 11.20 evaluatie en afsluiting

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Deze les
  • 10 uur; korte terugblik vorige les
  • 10.10 uur; theorie PES + SMART 
  • 10.30 opdracht PES + SMART- doel formuleren
  • 11 uur oefening casus klinisch redeneren
  • 11.20 evaluatie en afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
  • De student formuleert een PES
  • De student formuleert zorgdoelen SMART
  • De student oefent het maken van een PES en formuleren van SMART-zorgdoelen
  • De student oefent een casus klinisch redeneren

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is PES ?

Slide 5 - Tekstslide

PES
De PES-structuur is een essentieel hulpmiddel voor zorgverleners om medische of verpleegkundige diagnoses te stellen en vervolgens doelgerichte zorgplannen te ontwikkelen. Dit meetinstrument biedt een structuur om tot de kern van het probleem te komen, SMART-doelen te formuleren en vervolgens actie te ondernemen. 

Slide 6 - Tekstslide

De afkorting PES staat voor:

P: Probleem: Hier wordt het aard van het probleem beschreven, zoals pijn, vermoeidheid, hoofdpijn, en andere symptomen die de patiënt ervaart.

E: Ethiologie: Dit omvat de oorzaak van het probleem, variërend van aangeboren aandoeningen tot verwondingen of ziekten.

S: Symptomen: Hier worden de specifieke tekenen en symptomen geïdentificeerd die gerelateerd zijn aan het probleem, zoals roodheid van de huid, koorts, verlies van eetlust, enzovoort.


Slide 7 - Tekstslide

PES
Ezelsbruggetje voor het formuleren van de PES: ​

P → de zorgvrager is niet meer in staat...​
E → als gevolg van...​
S → wat zich uit in / wat blijkt uit...​



Slide 8 - Tekstslide

Je herkent een probleem bij jouw patiënt
Bijvoorbeeld: 
jouw patiënt heeft iedere avond een te hoge bloedsuikerspiegel. Of, je patiënt krijgt een doorligplek (decubitus) op zijn stuit. Voor dit soort problemen kan een verpleegkundige talloze interventies inzetten. Je weet echter niet zeker welke interventies je het beste kunt inzetten, aangezien je de oorzaken van het probleem niet kent. Om daar achter te komen kun je een PES structuur samenstellen. Let daarbij op dat je objectief blijft! Om dat te doen kun je jezelf de volgende vragen stellen:

Slide 9 - Tekstslide

P: Probleem
Wat zegt je verpleegkundige (of klinische) blik of observatie over het probleem?
Welke klachten uit de patiënt?
Wordt de patiënt hierdoor beperkt in zijn doen en laten?
E: Ethiologie
Welke oorzaken herken je?
Zijn er andere factoren die invloed hebben op het probleem? Denk aan overig medicatiegebruik of intoxicaties (roken, alcohol, drugs), eerdere traumatische ervaringen, maatschappelijke of psychosociale problemen? Heeft de patiënt een netwerk om zich heen waar hij op terug kan vallen?
S: Symptomen
Welke symptomen herken je?
Hebben deze symptomen gevolgen voor jouw patiënt? Op somatisch (lichamelijk) of mentaal (geestelijk) gebied? Wat is de reactie van de patiënt?


Slide 10 - Tekstslide

Oefening 1

Meneer X. is jouw patiënt in het ziekenhuis. Hij ligt op een vier-persoonszaal. Hij is afhankelijk van hulp en kan zichzelf niet zelfstandig redden met ADL en mobiliseren. Van de 24 uur per dag komt hij 3 keer, op jouw aandringen, uit bed. Dan zit hij even in de stoel naast het bed en mobiliseert hij onder begeleiding naar het toilet of de badkamer. Daarnaast komt de fysiotherapeut één keer per dag met hem oefenen. Meneer X. heeft weinig eetlust en laat ruim de helft van zijn maaltijden staan. Hij heeft al jaren diabetes mellitus en gebruikt daarvoor insuline. Je ziet dat hij een erg rode huid heeft op zijn stuit. Zijn huid is op die plaats ontveld en hij geeft pijnklachten aan, precies op die plek.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het probleem?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de oorzaak?
(etiologie)

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de klachten?
(symptomen)

Slide 14 - Open vraag

P: Probleem
1. Meneer X. heeft een doorligplek (decubitus).
2. Hij heeft pijn, vooral op de stuit.
E: Ethiologie (oorzaak)
1. De patiënt brengt gemiddeld 21 uur per dag in bed door.
2. Hij heeft weinig eetlust en laat meer dan de helft van zijn maaltijden staan.
3. Dhr. lijdt aan diabetes.
S: Symptomen
1. De huid op zijn stuit is ontveld en vertoont ernstige roodheid. Ook heeft hij pijn op precies die plek.



Slide 15 - Tekstslide

Zorgdoel
Definitie: ​

‘een concrete omschrijving van een gewenste situatie, waarbij een duidelijke tijdslimiet is aangegeven. Zorgdoelen worden geformuleerd aan de hand van het zorgprobleem.’ 

Slide 16 - Tekstslide

Zorgdoel kan zich richten op:
  • het voorkomen van een probleem​
  • uitstel of beperken van een probleem​ 
  • het oplossen van een probleem​ 
  • het in ernst laten afnemen van een probleem​ 
  • het in ernst stabiliseren van een probleem​ 

Slide 17 - Tekstslide

Formuleren zorgdoel

Slide 18 - Tekstslide

SMART
S
M
A
R
T

Slide 19 - Tekstslide

SMART doel formuleren
Formuleer een SMART doel bij je PES

Slide 20 - Tekstslide

Welk doel zou je hier formuleren?
P: Mevrouw de Boer is niet in staat te slapen volgens haar eigen slaappatroon ​
E: Lawaai op de gang​ 
S: mw. slaapt veel overdag, is snel prikkelbaar 

Slide 21 - Tekstslide

Doel mevrouw de Boer

Slide 22 - Open vraag

SMART-doel
Binnen 4 weken slaapt mw. de Boer beter s'nachts , door het instellen van een protocol voor geluidsbeheersing 's nachts.

Slide 23 - Tekstslide

Wat mis je in dit doel (smart)? Emma kan samen met de diëtiste en verpleegkundige een gezond eetpatroon opstellen.
A
Specifiek
B
Meetbaar
C
Acceptabel
D
Tijdsgebonden

Slide 24 - Quizvraag

Het volgende doel is SMART:
Meneer van Vliet is binnen 2 weken in staat om zelfstandig zonder te vallen van zijn slaapkamer naar de woonkamer te lopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Welke van onderstaande zinnen is een SMART-doel?
A
Help mij met de boodschappen
B
Ik wil zelfstandig boodschappen doen
C
Over 2 maanden koopt cliënt C zelfstandig haar boodschappen
D
Cliënt C koopt zelfstandig haar boodschappen

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht in groepjes
  • per groepje een casus
  • maak een pes bij de casus
  • en formuleer een SMART-doel
  • Daarna klassikaal terugkoppelen

Slide 27 - Tekstslide

Klinisch redeneren oefenen
Scenario dhr. Braam

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Slide 31 - Tekstslide

Vragen?

Slide 32 - Tekstslide

Evaluatie
Wat heb je vandaag geleerd ?


Slide 33 - Tekstslide

Volgende week
  • Rapportage

Denk aan je eindopdracht !
Voeg SMART geformuleerde zorgdoelen toe aan je casus.

Lesbezoek;
Kom allemaal op tijd en gedraag je !!

Slide 34 - Tekstslide

EindOpdracht dit blok
  • week 2; Kies een casus van een cliënt/patiënt uit de praktijk, aan de hand van deze casus ga je;
  • In week 4  klinisch redeneren aan de hand van het zesstappenplan van Marc Bakker + meetinstrumenten uitwerken
  • In week 5 ; smart doelen formuleren
  • In week 6 ; interventies opstellen 
  • in week 7; rapportage beschrijven
  • in week 8; wetten en bekostiging van de zorg van de cliënt in je casus uitwerken
  • in week 9; beschrijven welk zorgprofiel van toepassing op jouw cliënt 
  • in week 10; inleveren eindopdracht

Slide 35 - Tekstslide