Van A tot Zin herhaling 1e werkwoorden toets 3.13-3.14-3-15- 3.16 BiW/Biv

Herhaling 3.13-3.14-3.15-3.16
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 3.13-3.14-3.15-3.16

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?
          Voltooide tijd :  iets wat vroeger gebeurd is
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.


Slide 2 - Tekstslide

Weet je nog ?
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
uitleggen                 ik leg uit.                 Wij leggen de som uit.
terugbellen             ik  bel terug            Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden.
 Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren ( blz. 209).

Slide 6 - Tekstslide

Weet je nog?

Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Weet je nog!
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.
Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen
blijven                         overlijden            vertrekken
gaan                             worden                 trouwen
Zie blz. 110      


Slide 8 - Tekstslide

Weet je nog?
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden gebruik je hebben of zijn.

We hebben gewandeld.
We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
Dan gebruik je zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk gemaakt?
Huiswerk!
Werkwoorden 2

corrigeren!

Slide 10 - Tekstslide

Wat moet je weten ?
Wat moet je weten om de toets goed te maken?

Slide 11 - Tekstslide

Toets werkwoorden voltooide tijd

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide