Handbal 5V BSM

Handbal
BSM 5V

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Handbal
BSM 5V

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat weet je van de sport handbal?

Slide 3 - Woordweb

Het veld
Het speelveld is 20 x 40 meter

Het doelgebied mag alleen betreden worden door de doelverdediger.
  • Doelverdediger mag de bal met elk lichaamsdeel stoppen.
  • Geen terugspeelbal
  • Loopregel geldt niet in het doelgebied voor de doelverdediger
  • Verdediger expres in doelgebied? --> 7 meter worp.
  • Aanvaller in doelgebied? --> vrije worp.
  • Aanvaller scoort met afzet in doelgebied? --> doelpunt telt niet.


Slide 4 - Tekstslide

De spelers
  • Elke ploeg bestaat uit maximaal 14 spelers.
  • 6 veldspelers en 1 doelverdediger mogen tegelijk in het veld.
  • Tijdens de wedstrijd mogen de wisselspelers op elk ogenblik en onbeperkt het speelveld betreden, op voorwaarde dat de te verwisselen spelers het speelveld in de wisselzone verlaten hebben.
  • De meeste samenwerkingsvormen zijn gebaseerd op een samenspel tussen 3 spelers :
  • - Hoekspeler / Cirkelspeler / Opbouwer
  • - Spelverdeler (midden opbouwer) / Cirkelspeler / Opbouwer
  • - Linker opbouwer / Cirkelspeler / Rechter opbouwer

Slide 5 - Tekstslide

De opbouwers beschikken vaak over
A
Goede werpkracht
B
Snelheid
C
Goede sprongkracht en snelheid
D
Goede sprongkracht en werpkracht

Slide 6 - Quizvraag

De hoekspelers moeten vaak over een specifieke werpkracht beschikken. Waar zorgen zij nog meer voor in de aanval?
A
Snelheid
B
Behouden van overzicht
C
Diepte en breedte in de aanval
D
Ze hebben geen specifieke functie

Slide 7 - Quizvraag

De cirkelspeler heeft twee belangrijke rollen. Welke antwoorden zijn juist?
A
Hij is altijd een gemakkelijk aanspeelpunt in het midden
B
Hij moet zich betrekken in het samenspel van de aanvallers
C
Hij probeert het samenspel van de verdedigers te verstoren
D
Hij zorgt voor afleiding voor de keeper.

Slide 8 - Quizvraag

Je mag lopen met de bal.
De bal vangen tussen de knieën.
Je mag de bal niet langer dan 3 seconden vast houden.
De bal mag het onderbeen/voet niet raken.
Je mag met de bal in je handen 5 stappen zetten.
Met de bal in beide handen 3 passen maken.
Tippen = het herhaaldelijk stuiteren op de grond.
Waar?
Niet waar?

Slide 9 - Sleepvraag

Worpen
We hebben bij handbal verschillende soorten worpen
  1. De beginworp
  2. De inworp
  3. De vrije worp
  4. Penalty

Slide 10 - Tekstslide

Wat is volgens jou de beginworp?

Slide 11 - Open vraag

De beginworp
  • De beginworp mag pas worden uitgevoerd nadat de scheidsrechter heeft gefloten.
  • Diegene die de beginworp zal uitvoeren moet met één voet op het middelpunt van het veld staan.
  • Je medespelers mogen niet over de middenlijn komen voordat jij de pas gegeven hebt.

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je over de inworp? Welke worp denk je dat dit is?

Slide 13 - Open vraag

De inworp

  • De inworp wordt genomen wanneer de bal uit is gegaan.
  • Je moet een pas geven naar een medespeler.
  • De pas wordt gegeven met één voet op de zijlijn.
  • De tegenpartij moet op drie meter afstand staan.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bij een vrije worp mag je: (meerdere antwoorden zijn juist)
A
Gelijk dribbelen met de bal
B
Lopen met de bal in je hand
C
Passen naar een medespeler
D
Gelijk schieten op het doel

Slide 16 - Quizvraag

De vrije worp
  • Vrije worp wordt genomen op of buiten de 9-meterlijn.
  • Drie meter afstand voor de tegenpartij.
  • Je moet wachten op het fluitsignaal wanneer er een gele kaart is gegeven, anders kan de vrije worp gewoon direct genomen worden.
  • Al je teamgenoten moeten uit de 9-meter zone zijn.
  • Je kan ofwel een pas geven naar iemand van je eigen ploeg of een shot naar doel. Je mag niet gaan lopen of dribbelen met de bal.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Je moet 1 voet aan de grond houden. 
De keeper mag zelf weten waar hij gaat staan.
Je staat als speler achter de 9 meter lijn.
Je moet wachten op het fluitsignaal voordat je mag gooien.
De worp moeten binnen 5 seconden genomen worden
Waar
Niet waar

Slide 19 - Sleepvraag

Passen bij handbal

Gooien:
  • Arm hoog - Minimaal hoek van 90 graden
  • Andere schouder indraaien
  • Rechtshandigen zetten linker been voor (en andersom)
  • Bal nawijzen

Vangen:
  • Handen achter de bal 
  • Vingers gespreid 
  • Handen naast elkaar 
  • Meeveren met de bal


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Video

Sprongschot

  • Links rechts links(of rechts
links rechts)
  • Arm hoog 
  • Schouder indraaien 
  • Omhoog springen

Slide 23 - Tekstslide

Welke aandachtspunten zou je kunnen geven bij een sprongschot? (Rechtshandig)

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

Positiespel
In aanval onderscheiden we 3 soorten spelers : de hoekspelers, de opbouwers en de cirkel- spelers.
Om succesvol te zijn moet elke positieaanval niet alleen gevaarlijk zijn binnen deze 3 gebieden maar moet men er eveneens voor zorgen voldoende breedte en diepte in de aanval te behouden. Dit betekent dat hoe men ook speelt de beide hoekposities en 2 opbouwer-posities steeds zullen bezet zijn. Als gevolg hiervan kunnen we alle aanvalssystemen indelen in 2 categorieën :
- Aanvalssystemen met één cirkelspeler (5-1 aanval)
- Aanvalssystemen met twee cirkelspelers (4-2 aanval, wordt zelden gebruikt)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

De harmonika
Om een reële dreiging naar het doel te maken moet de bal steeds ‘dreigend’ zijn. Hierdoor is de aanvaller voortdurend in staat om zowel zelf te gooien of om een pass te geven.
Het afschermen van de werparm gebeurt door de romp te draaien – schouder-as loodrecht op de doellijn
De harmonika gaat uit van het principe dat de balbezitter een 2e verdediger op zich trekt waardoor een overtal-situatie ontstaat. De cirkel speler beweegt hierbij tegen de balrichting in.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

6-0 opstelling verdedigen

De spelers staan in een enkele lijn en verplaatsen ze zich als groep of als muur. Het doel van deze manier van verdedigen is dat er geen open ruimtes gecreëerd worden die hun doel kwetsbaar zouden kunnen maken.

Slide 30 - Tekstslide

Voor en nadelen 6-0 opstelling verdedigen 
De voordelen van het 6:0-concept:
Met deze opstelling wordt een zo groot mogelijk gebied in de breedte bestreken. De doorbraakruimtes zijn hierdoor zo klein mogelijk. De kansen voor
hoekaanvaller en cirkelspeler zijn gering. Alle aanvallende acties vinden voor de verdediging plaats. Hierdoor is het overnemen en overgeven van aanvallers relatief eenvoudig uit te voeren.
 
De nadelen van het 6:0-concept:
De aanvallers kunnen zich vrij bewegen. Loopwegen en balwegen worden niet of nauwelijks gestoord. Een onbelemmerde aanvalsopbouw is daardoor mogelijk. Ook het afstandschot wil nogal eens moeilijkheden veroorzaken.

Slide 31 - Tekstslide

5 - 1 Opstelling verdedigend
  • Hoekverdedigers.
De hoekverdedigers zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de eigen hoekaanvaller. 

  • Uitstapverdedigers.
De uitstapverdedigers hebben als belangrijke taak het scoren van de buitenopbouwspelers te voorkomen. Zij schermen de aanspeellijn naar de cirkelspeler af als deze zich binnen de te verdedigen ruimte bevindt.

  • Middenachterverdediger.
De midachter is verantwoordelijk voor het afschermen van de cirkelspeler in het midden van de cirkel.
  • Middenvoorverdediger.
De midvoor is verantwoordelijk voor de middenopbouwspeler. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat zou een voordeel kunnen zijn om te verdedigen in de 5-1 opstelling ten opzichte van 6-0?

Slide 33 - Open vraag

Voor en nadelen 5-1
De voordelen van het 5:1-concept:
Door de vooruitgeschoven verdediger zal de aanval niet ongestoord de opbouw kunnen uitvoeren. Ruimte voor een vrije schotkans vanaf de middenopbouwpositie is er niet of nauwelijks. Er bestaan mogelijkheden tot onderscheppen van de bal.

De nadelen van het 5:1-concept:
De ruimte tussen de individuele verdedigers is groter dan bij het 6:0-concept. Vooral hoekspelers en cirkelspelers kunnen hiervan profiteren.
Niet alle aanvallers bevinden zich voor de verdedigers, waardoor loopwegen van verdedigers kunnen worden geblokkeerd. Wanneer de aanval kiest voor het spelen met 2 cirkelspelers, zal de organisatie van de verdediging moeten worden aangepast. Dit is eveneens het geval wanneer de aanval overgaat van een 3:3- naar een 2:4-opstelling.

Slide 34 - Tekstslide