H1 - Trema, apostrof, accent, cedille

Nederlands - 3V
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - 3V

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Lezen (10 min.)
- Lesdoel spelling: trema, apostrof, accent, cedille
- Oefentoets cambiumned
- Instructie: trema, apostrof, accent, cedille
- Quiz
- Huiswerk
- Afsluiting les

Slide 2 - Tekstslide

Noem twee tekststructuren

Slide 3 - Open vraag

Wat weet je over het betrek.vnw?

Slide 4 - Woordweb

Beeldspraak
Stijlfiguur
Vergelijking
Herhaling
Drieslag
Metafoor
Tegenstelling
Climax
Personificatie

Slide 5 - Sleepvraag

Lesdoel spelling
Doel van deze les:
- je weet wanneer je trema’s, apostroffen, accenten en cedilles moet gebruiken en past dit toe bij de opdrachten.  

Slide 6 - Tekstslide

Spelling: apostrof, accent, cedille
Maak de volgende proeftoets. Hoeveel had je er goed?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Trema
Uitspraak
- om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden             uitgesproken: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
- geen trema nodig in: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge -> in Duits heet trema Umlaut.

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 9 - Tekstslide

Apostrof
- Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;
- om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden     op -a, -i, -o, -u en -y: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets
- Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;
- Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 10 - Tekstslide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême
 

Slide 11 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 12 - Tekstslide

Quiz
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken. 
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tante's wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk
Tekstboek: opdr. 1 t/m 4 blz. 35
Digitaal: hfst. 1 trema, apostrof, accent, cedille: opdr. 1 t/m 4

Klaar?
Tekstboek: opdr. 5 blz. 35
Digitaal: extra opdr. 

Slide 22 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wanneer je een trema gebruikt

Slide 23 - Open vraag

Noem een voorbeeld van de 3 verschillende accenten die er zijn

Slide 24 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 25 - Open vraag