Oefentoets spelling

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 1 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 2 - Quizvraag

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.

Slide 3 - Quizvraag

Ik weet nu wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken
A
100%
B
Ja, meestal
C
Het kan beter
D
Nou, ik twijfel nog steeds

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf het woord over en vul aan met een -d of -t = overkan.

Slide 5 - Open vraag

Schrijf het woord over en vul aan met een -d of -t = belei.

Slide 6 - Open vraag

Schrijf het woord over en vul aan met een -d of -t = concer.

Slide 7 - Open vraag

Neem het woord over en vul een -d of -t in: schrif...

Slide 8 - Open vraag

Neem het woord over en vul een -d of -t in: bla...

Slide 9 - Open vraag

Spelling bijvoeglijk naamwoord.
Welk woord is goed?
A
officieele
B
officiele
C
officiële

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de slimme docent
B
de slimmen docent

Slide 11 - Quizvraag

Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord

Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude

Slide 12 - Quizvraag

Spelling bijvoeglijk naamwoord. Welk woord is goed?
A
zilvere
B
zilveren

Slide 13 - Quizvraag

Ik vind de spelling van het bijvoeglijk naamwoord nog lastig.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van meervoud?

Slide 15 - Open vraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van avocado?

Slide 16 - Open vraag

Meervoud
Wat is het meervoud van pizza?

Slide 17 - Open vraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van F16?

Slide 18 - Open vraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van spray?

Slide 19 - Open vraag

Ik weet hoe ik meervouden met -s en -en moet maken
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 20 - Quizvraag



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 21 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

auto

Slide 22 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

film

Slide 23 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

baby

Slide 24 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 25 - Open vraag

Ik vind verkleinwoorden nog lastig
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Ik ... (worden) gek van de werkwoordspelling. (tt)

Slide 27 - Open vraag

Jij ... (worden) gek van de werkwoordspelling. (tt)

Slide 28 - Open vraag

De afgelopen les (besteden) we tijd aan werkwoordspelling. (vt)

Slide 29 - Open vraag

Werkwoordspelling - alle mogelijke werkwoordsvormen

(worden) De druk .... hem iets te groot. (vt)

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste spelling van het werkwoord in.

Zij heeft hem ... (overtuigen) met haar argumenten.
timer
0:20

Slide 31 - Open vraag

Spelling - werkwoorden
Spel het werkwoord in verleden tijd correct:
Sam [...] (zijn) blij om zijn oma te zien.

Slide 32 - Open vraag

Spelling - werkwoorden
Spel de werkwoorden in de verleden tijd correct:
Jij [...] (praten) veel te veel in deze les [...] (vinden) de juf.

Slide 33 - Open vraag

Ik ben goed voorbereid op de toets spelling
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 34 - Quizvraag