Samenvatting

Hoofdstuk 7: Het heelal
Samenvatting
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7: Het heelal
Samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

Onthouden van les 1
• De zon is een grote, hete bol, vele malen groter dan de aarde.
• De sterren lijken rond de aarde te draaien, maar in werkelijkheid wordt deze draaiing veroorzaakt doordat de aarde rond de aardas draait.
• De aarde draait in 24 uur rond haar as.
• De aarde draait in een cirkelvormige baan rond de zon. De tijd van één ronde (de omlooptijd) is gelijk aan één jaar.


Slide 2 - Tekstslide

Onthouden van les 1
• De aardas staat schuin op het vlak waarin de aarde om de zon draait.
– Hierdoor krijgt de ene helft van het jaar het noordelijke deel van de aarde meer zon. Het is daar dan zomer en de dagen zijn langer.
– De andere helft van het jaar krijgt het zuidelijke deel meer zon. Dan is het daar zomer, met lange dagen. In Nederland is het dan winter.


Slide 3 - Tekstslide

Onthouden van les 1
• De maan draait in een baan rond de aarde. De maan geeft zelf geen licht. Je ziet de maan omdat deze het zonlicht terugkaatst.

• Afhankelijk van waar de maan staat ten opzichte van de aarde, zie je meer of minder van de verlichte kant. Zo ontstaan de schijngestalten van de maan: nieuwe maan, eerste kwartier, volle maan en laatste kwartier.

Slide 4 - Tekstslide

Onthouden van les 2
• De sterren lijken vanaf de aarde op een vaste afstand van elkaar staan op een grote halve bol: de sterrenhemel.
• Sterren die zichtbaar zijn aan de sterrenhemel draaien schijnbaar rond een centraal punt: de noordelijke hemelpool.
• Planeten kun je herkennen doordat ze bewegen ten opzichte van de sterren. Als je door een telescoop kijkt, blijft een ster een punt, maar een planeet wordt dan een schijf met een eigen, kenmerkend uiterlijk.



Slide 5 - Tekstslide

Onthouden van les 2
• Planeten bewegen in een cirkel rond de zon. De zon met de planeten die eromheen draaien noem je het zonnestelsel.
In volgorde van hun afstand tot de zon heten de planeten Mercurius, Venus, aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
• Rond de zon draaien nog meer hemellichamen, zoals dwergplaneten en planetoïden.
• Een maan is een hemellichaam dat rond een planeet draait.

Slide 6 - Tekstslide

Onthouden van les 3
• Hoe dichter een planeet bij de zon staat, hoe groter zijn snelheid en hoe korter zijn omlooptijd.
• De astronomische eenheid (AE) is de gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon.
1 AE = 150 000 000 km.
• De aardse planeten hebben een hard, rotsachtig oppervlak.
• De reuzenplaneten zijn veel groter dan de aardse planeten en bestaan voor een groot deel uit gassen.

Slide 7 - Tekstslide

Onthouden van les 3
• De atmosferen van de aarde, Venus en Mars bestaan uit verschillende mengsels van gassen. In de aardse atmosfeer komt stikstof het meest voor, gevolgd door zuurstof. De atmosferen van Venus en Mars bestaan vooral uit koolstofdioxide.
• Wetenschappers doen op verschillende manieren onderzoek aan hemellichamen in het zonnestelsel. Voorbeelden zijn onderzoek door een flyby, met orbiters en landers.

Slide 8 - Tekstslide

Onthouden van les 4
  •  Een ster is een enorme bol gloeiend hete gassen. De zon is de ster die het dichtst bij ons staat.
  • Met een sterrenkaart kun je vinden waar aan de hemel sterren, planeten en sterrenbeelden staan op een bepaald tijdstip.

Slide 9 - Tekstslide

Onthouden van les 4
Met een goede telescoop kun je veel sterrenstelsels aan de hemel ontdekken. Van ons eigen sterrenstelsel (de Melkweg) zie je de losse sterren die dicht bij ons staan en de Melkweg zelf als een band van licht.
In het heelal zijn miljarden sterrenstelsel zichtbaar. De afstanden van de aarde tot de sterren verschillen enorm.

Slide 10 - Tekstslide