4.6 Territorium V1

Thema 4: Gedrag
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 4: Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

In dit hoofdstuk:
4.1 - Prikkels en gedrag
4.2 - Leren
4.3 - Lichaamstaal
4.4 - Samen leven
4.6 - Territorium

Slide 2 - Tekstslide

4.4 - Samen leven

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een reden voor dieren om in een groep te leven?

Slide 4 - Open vraag

Hoe heet een dier dat de baas is?
A
Dominant
B
Onderdanig

Slide 5 - Quizvraag

Een dominant dier...(kies het beste antwoord)
A
Staat altijd onderaan de rangorde
B
Staat altijd bovenaan de rangorde
C
Staat altijd boven een onderdanig dier
D
Valt buiten de rangorde

Slide 6 - Quizvraag

Een kat die blaast naar een andere kat, en zich dan begint te likken, vertoont...
A
Alleen dreiggedrag
B
Alleen overspronggedrag
C
Eerst overspronggedrag en dan dreiggedrag
D
Eerst dreiggedrag en dan overspronggedrag

Slide 7 - Quizvraag

Een paringsdans is een voorbeeld van...
A
Dreiggedrag
B
Overspronggedrag
C
Baltsgedrag
D
Omgericht gedrag

Slide 8 - Quizvraag

Doelen van de paragraaf:
Je kan uitleggen wat een territorium is
Je weet waar een dier een territorium voor nodig heeft
Je weet welke soorten territorium er zijn
Je kan uitleggen wat territoriumgedrag is 
Je weet welk gedrag je op de grens van een territorium kan zien


Slide 9 - Tekstslide

Waarvoor dient een territorium?
Territorium -> eigen gebied van een dier of groep dieren
Voorbeeld: merels
Gebruiken territorium om te nesten en jongen groot te brengen
Bij het vinden van een territorium zingt het mannetje vanaf hoge plek
Waarschuwing voor andere mannetjes om weg te blijven
Vrouwtjes worden op deze manier gelokt


Slide 10 - Tekstslide

Waarvoor dient een territorium?
Grenzen bepaald: niet meer vechten -> meer tijd voor opvoeden jongen
Na geboorte van de jongen: ouders zoeken voedsel in territorium, mannetje verdedigt vooral het territorium tegen indringers
In de winter zoeken ze op andere plaatsen naar voer, hiervoor moeten ze soms het territorium van andere merels in

Slide 11 - Tekstslide

Waarvoor dient een territorium?
Sommige dieren (scholeksters) hebben twee territoria:
Nestterritorium
& Voedselterritorium 
De territoria zitten soms aan elkaar vast (‘hokkers’) of bij elkaar vandaan (‘wippers’)
‘Wippers’: een van de ouders blijft bij jongen, ander haalt voedsel uit het voedselterritorium
‘Hokkers’: ouders kunnen makkelijk met hun jongen het voedselterritorium in

Slide 12 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Gedrag om je eigen territorium te verdedigen
- Stekelbaarsmannetje: Reageren op de rode buikjes van soortgenoten was territoriumgedrag
Territoriumgedrag voorbeelden 
Merel zingt als er in het lichaam bepaalde hormonen worden gemaakt, dat gebeurt in het voorjaar -> inwendige prikkel
Roodborstje laat agressief gedrag zien bij het zien van een soortgenoot (rood buikje) of zelfs al bij iets anders met dezelfde kleur

Slide 13 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Dreigen - bepalen wie de sterkste is zonder te vechten -> grommende honden, blazende katten
Overspronggedrag - Gedrag dat niet past in het moment: Als kan niet weet of hij moet aanvallen of vluchten, gaat hij zichzelf wassen
Omgericht gedrag - Aggressief gedrag gericht op iets anders

Slide 14 - Tekstslide

Territorium - Territoriumgedrag
Wat is NIET waar?

A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag

Slide 15 - Quizvraag

Als een dier binnen zijn eige territorium wordt aangevallen, zal hij...
A
Vechten
B
Vluchten

Slide 16 - Quizvraag

Een docent slaat hard op tafel als hij boos is op een leerling
A
Dreiggedrag
B
Omgericht gedrag
C
Overspronggedrag
D
Agressief gedrag

Slide 17 - Quizvraag

Een nestterritorium en een voedselterritorium zitten altijd aan elkaar vast
A
Waar
B
Niet waar
C
Dat verschilt per soort

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: 
  • 4.6 - Opdracht 1 tot en met 13
Klaar? - ook 14, 15 en 16 maken


Slide 19 - Tekstslide