Hoofdstuk 4 Werkt dat zo?

Werkt dat zo?



Waar kun je werken?
Paragraaf 4.1
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkt dat zo?



Waar kun je werken?
Paragraaf 4.1

Slide 1 - Tekstslide

Reden werken

Slide 2 - Woordweb

Arbeidsmotieven= redenen om te werken.

  • Regelmaat in je leven
  • Sociale contacten
  • Inkomsten verdienen
  • Jezelf ontwikkelen
  • Nuttig bezig zijn

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
reizen
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 4 - Quizvraag

Veel mensen werken liever buitenshuis dan dat ze thuis niets doen.

Wat is géén arbeidsmotief voor dit voorbeeld?
A
Om contact te hebben met mensen
B
om kinderopvang te kunnen betalen
C
om mee te werken aan een goed product
D
Om geld te verdienen om op vakantie te gaan

Slide 5 - Quizvraag

Productiesectoren
- Agrarische sector


- Industriële sector


- Dienstensector 

Slide 6 - Tekstslide

Welke sector is geen productiesector?
A
agrarische sector
B
industriële sector
C
diensten sector
D
onderwijs sector

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke productiesector(en) hoort de onderstaande afbeelding?

agrarische sector

industriële sector

dienstverlenende sector

Slide 8 - Sleepvraag

Productiesectoren
Agrarische sector
Industriële sector
Dienstverlenende sector
Tuinbouwbedrijf
Akkerbouwbedrijf
Melkveebedrijf
Autofabriek
Meubelmakerij
Kledingfabriek
Frietfabriek 
Kledingwinkel
Reisbureau
Kapsalon

Slide 9 - Sleepvraag

Leidinggevend of uitvoerend werk
Leidinggevend werk

Bij leidinggevend werk vertel je andere mensen wat zij  moeten doen en ben je verantwoordelijk voor het resultaat.​ 

Uitvoerend werk

Bij uitvoerend werk krijg je opdrachten van je baas en die voer je uit.

Slide 10 - Tekstslide

Organigram

Slide 11 - Tekstslide

Leidinggevend werk
Uitvoerend werk
Directeur
Schoonmaker
Teamleider
Productiemedewerker

Slide 12 - Sleepvraag

Ongeschoold en geschoold werk
Ongeschoold werk: hiervoor heb je GEEN opleiding nodig.      Bijvoorbeeld: kranten bezorgen.


Geschoold werk: hiervoor het je WEL een opleiding nodig. Bijvoorbeeld: kapper, timmerman, verpleegster.

Slide 13 - Tekstslide

Een voorbeeld van ongeschoold werk is?
A
Schoonmaakster
B
Krantenbezorger
C
Vuilnisman
D
Leraar

Slide 14 - Quizvraag

Bij ongeschoold werk ben je vaker ...
A
leidinggevend
B
uitvoerend

Slide 15 - Quizvraag

Inkomensverschillen
Inkomensverschillen ontstaan onder andere door:
  • Onregelmatige diensten
  • Leeftijd
  • Opleiding
  • Ervaring
  • Zwaar of gevaarlijk
  • Verantwoordelijk werk

Slide 16 - Tekstslide