Vocabulaire - De dokter (A1) - singularis/pluralis

Meervoud
Opdracht: Welk woord is goed? A, B of C? 
1 / 9
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 9 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meervoud
Opdracht: Welk woord is goed? A, B of C? 

Slide 1 - Tekstslide

één voet - twee ...
A
voeten
B
voetten
C
voets
D
veoten

Slide 2 - Quizvraag

één been - twee ...
A
beenen
B
benen
C
beens
D
benens

Slide 3 - Quizvraag

één oog - twee ...
A
oogen
B
ogen
C
oogs
D
oggen

Slide 4 - Quizvraag

één schouder - twee ...
A
schouderen
B
schouders
C
schouder's
D
schouderren

Slide 5 - Quizvraag

één neus - twee ...
A
neusen
B
neuzen
C
nuisen
D
nuezen

Slide 6 - Quizvraag

één teen - twee ...
A
teenen
B
tenen
C
teens
D
tenens

Slide 7 - Quizvraag

Naar de dokter
Opdracht: Je bent bij de dokter. Wat is het probleem? Vertel het.

Ik heb last van ...
Ik heb pijn in ...
Ik heb ...pijn
Ik heb soms ...pijn

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link