Quiz taaltoets 2 brugklas

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zoek de persoonsvorm:
Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.
A
Ik
B
dag
C
kijk
D
filmpje

Slide 2 - Quizvraag

De juf zette de computer aan.
A
zette
B
De juf
C
computer
D
aan

Slide 3 - Quizvraag

Ik lachte nooit om zijn flauwe grappen.
A
grappen
B
flauwe
C
lachte
D
Ik

Slide 4 - Quizvraag

Hij praat steeds door de les!
A
steeds
B
praat
C
Hij
D
les

Slide 5 - Quizvraag

Max is een gezellige jongen.
A
is
B
Max
C
jongen
D
gezellige

Slide 6 - Quizvraag

Fleur heeft mooi blond haar.
A
Fleur
B
heeft
C
blond
D
er staat geen werkwoord in deze zin

Slide 7 - Quizvraag

Hij brandde zijn vingers aan de kaars.
A
brandde
B
kaars
C
Hij
D
vingers

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden zijn een zelfstandig naamwoord?
A
de, het, een
B
rijdt, loopt, fietst
C
bus, auto, brommer

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
zeeland
B
blauw
C
computer
D
zonnebloem

Slide 10 - Quizvraag

Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman

Slide 11 - Quizvraag

Noteer de juiste persoonsvorm:
Mijn oma (vinden) het erg leuk om met mij te winkelen.
A
vind
B
vindt

Slide 12 - Quizvraag

(Houden) jij van regelen en kun je snel besluiten nemen?
A
Houdt
B
Houd

Slide 13 - Quizvraag

Mijn broer (worden) later piloot bij KLM.
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste verwijswoord:
De man .... daar op het bankje zit.
A
die
B
dat

Slide 15 - Quizvraag

Het bootje ... daar in de haven ligt.
A
die
B
dat

Slide 16 - Quizvraag

Noteer het meervoud van:
wc

Slide 17 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
knie

Slide 18 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Mieke eet een broodje in de kantine.
A
Mieke
B
een broodje
C
eet
D
in de kantine

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Bas en Mark pakken samen de grote boomstam op.
A
de grote boomstam
B
Bas en Mark
C
samen
D
pakken op

Slide 20 - Quizvraag

Noteer het wg:
Eet jij dat broodje kip nog op?
A
eet
B
eet op
C
eet jij op
D
dat broodje kip

Slide 21 - Quizvraag

Gisteren verliet mijn tante boos de zaal.
A
gisteren
B
mijn tante
C
verliet
D
verliet de zaal

Slide 22 - Quizvraag