EVE Klas 1 Spelling: Werkwoorden verleden tijd

Doel van de les

Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden

Je kunt sterke en zwakke werkwoorden correct spellen in de verleden tijd

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les

Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden

Je kunt sterke en zwakke werkwoorden correct spellen in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
• Sterke en zwakke werkwoorden.
• Sterke werkwoorden: je kunt de spelling horen.
• Zwakke werkwoorden: ex-kofschip.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sterk of zwak werkwoord?

Jij fietste
A
sterk
B
zwak

Slide 5 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 6 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

De hond blafte
A
sterk
B
zwak

Slide 7 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 8 - Quizvraag

Spelling werkwoorden verleden tijd 
(sterke en zwakke werkwoorden)
1. Ik (bakken) een pannenkoek.
2.Wij (verven) de kamer.
3.Jij (schrijven) een brief.
4.Jij (beantwoorden) die vraag. 

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf het werkwoord in de verleden tijd op:

Vannacht (dromen) hij over zijn vakantie.

Slide 10 - Open vraag

Aan de bak.....
Online > cursus 7 > paragraaf 9

Slide 11 - Tekstslide