Week 7 Nederlands 3 vwo grammatica

Week 7
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 4 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2
201 Lezen + woordenschat.                                  Proefwerk 3 x.
3. Mening en argumenten
4. Opbouw van argumenten
Afgerond
202 Taalverzorging. Grammatica + taalverzorging en formuleren                                                                    SO 1 X. 
203 Betoog.                                                                  SO 2X.

Slide 5 - Tekstslide







Donderdag 10 maart
so grammatica en formuleren



Slide 6 - Tekstslide

Week 7  14 februari t/m 
18 februari 2022
  • oofys - LessonUp
  • Proefwerk lezen bespreken als alle inhaaltoetsen zijn afgerond.
  • Redekundig ontleden en betoog
  • Afronden samengestelde zinnen p. 150
  • 22/2 weektaak 7 is af!

Slide 7 - Tekstslide

Taken week 6
Grammatica samengestelde zinnen: lees pagina 150
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 152 (2b hoeft niet!!!)

Grammatica redekundig ontleden: lees pagina 146 (let op: bladzijde 147 mag je overslaan)
Maak opdracht 1 en 3 op  bladzijde 148

Betoog
We beginnen deze week in de les met oefenen.


Slide 8 - Tekstslide

Betoog
  • Schrijfplan - voorbereiding. onderwerp, wie is de lezer, wat voor soort tekst, tekstdoel en boodschap.
  • Titel en inleiding: stelling, anekdote en achtergrond.
  • Middenstuk - argumenten voor, tegenargument en weerlegging. Signaalwoorden!
  • Slot: conclusie/samenvatting en uitsmijter!

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:

  • het uitbreiden van jouw woordenschat.
  • het toepassen van woordraadstrategieën.
  • Je leert wat de taalkundig ontleden is.
  • Je leert hoe je hoofd- en bijzinnen herkent.
  • Je leert wat redekundig ontleden is.
  • je leert hoe je een betoog moet schrijven

Slide 10 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 11 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 12 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 13 - Tekstslide

4. Samengestelde zinnen

Slide 14 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
Bij het lezen van een tekst kom je soms moeilijke en onbekende woorden tegen. Aan de hand van de woordraadstrategieën kun je de betekenis van het onbekende woord afleiden uit de tekst.


De volgende woordraadstrategieën kun je inzetten:
 Er staat een synoniem van het woord in de tekst.
 Er staat een omschrijving of definitie van het woord in de tekst.
 Het woord wordt uitgelegd door een voorbeeld.
 Bij het woord staat een woord met de tegenovergestelde betekenis.
 Je kent een deel van het woord of je herkent het woord uit een andere taal.
 Bij de tekst staat een afbeelding.

Slide 15 - Tekstslide

Taalkundig vs. Redekundig

Slide 16 - Tekstslide

Extra uitleg en oefenen
Herhaling lesstof
  • Naslag grammatica Kern - blz. 164-170
  • Naslag grammatica Kern - blz. 171- 176

Extra oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
Deze week oefen je met:
  • het uitbreiden van jouw woordenschat.
  • het toepassen van woordraadstrategieën.
  • het herkennen van woordsoorten in een zin.
  • het herkennen van hoofd- en bijzinnen.
  • het herkennen van zinsdelen.

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken weektaak

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 152
a pv = bestaat, is; samengestelde zin; HZ – BZ
 b is; enkelvoudige zin
 c heeft; enkelvoudige zin
 d klinkt, is; samengestelde zin; HZ – BZ
 e proberen; enkelvoudige zin
 f ruziën, kunt; samengestelde zin; HZ – BZ

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 152
g merkten, uitstierven; samengestelde zin; HZ – BZ
 h bleek; enkelvoudige zin
 i wordt, leven; samengestelde zin; HZ – BZ
 j zijn, waren; samengestelde zin BZ – HZ
 k is, kun; BZ – HZ

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 152
a hoofdzin: Een ‘banaanfiets’ is zaterdag tegen een bestelauto gebotst …
   bijzin: omdat de fietser de macht over het stuur had verloren
 b hoofdzin: Hij dacht aan …
bijzin: wat hij zich die ochtend voorgenomen had
 c hoofdzijn: … lacht het best
bijzin: Wie het laatst lacht


Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 152
hoofdzin: De grote wisselstoring van woensdagavond … is voorbij
  bijzin: De grote wisselstoring van woensdagavond met ontwrichtende 
 e hoofdzin: Een officier van dienst bij ProRail meldde …
bijzin: dat het defect rond 3.30 uur donderdag werd opgelost
 
 f hoofdzin: Het vakantiehuisje was niet zo mooi als
  bijzin: het er op de foto’s uitzag
  

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 152
g hoofdzin: Duidelijker moet worden …
  bijzin: op welk soort toerist de provincie zich richt

 h hoofdzin: De universiteit van Newcastle heeft … achterhaald.
  bijzin: die tot slaaf werd gemaakt


Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 152
g hoofdzin: Duidelijker moet worden …
  bijzin: op welk soort toerist de provincie zich richt

 h hoofdzin: De universiteit van Newcastle heeft … achterhaald.
  bijzin: die tot slaaf werd gemaakt


Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 148
a persoonsvorm: leverde
onderwerp: zij
gezegde: leverde in
bepaling van gesteldheid: nerveus
 b persoonsvorm: vind
onderwerp: ik
gezegde: vind
bepaling van gesteldheid: onecht



Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 148
c persoonsvorm: liep
onderwerp: hij
gezegde: liep
bepaling van gesteldheid: volkomen van de wijs
 d persoonsvorm: noemde
onderwerp: de politicus
gezegde: noemde
bepaling van gesteldheid: een mislukking

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 148
 e. persoonsvorm: rekende
onderwerp: de wiskundedocent
gezegde: rekende
bepaling van gesteldheid: helemaal fout

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 148
Zie bord.

Slide 29 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 30 - Tekstslide

Het betoog
Waarom is dit nuttig?
Hoe nu verder?
Wat is een betoog?
Wat gaan we er verder mee doen?

Slide 31 - Tekstslide

Waarom is dit nuttig?

Het delen van eigen ideeën en het kritiek geven op die van anderen gebeurt grotendeels schriftelijk. Het is noodzakelijk dat je deze skills beheerst.

Slide 32 - Tekstslide

Hoe nu verder?
Wat heb je al?
  1. Stelling/standpunt
  2. Argumenten bij jouw stelling

Wat gaan we nu doen?
  1.  Een argumentatiestructuur maken
  2.  Jouw stelling en argumenten omzetten naar een tekst

Slide 33 - Tekstslide

Het betoog
Het betoog is een overtuigende tekst waarmee de schrijver de lezer wil overtuigen van zijn/haar standpunt.

Het standpunt wordt onderbouwd met argumenten:
  • gewoon (voor)argument, feitelijk en/of niet-feitelijk
  • tegenargument + weerlegging
Voor deze opdracht richten we ons alleen op voorargumenten.

Slide 34 - Tekstslide

Betoogstructuur
Titel (Jouw stelling is de titel)

Inleiding 
alinea 1: aandacht trekken lezer + onderwerp introduceren (5W-vragen) + stelling formuleren

Middenstuk
alinea 2: voorargument 1
alinea 3: voorargument 2

Slot:
alinea 4: samenvatting + stelling + terugkoppeling inleiding + goede laatste zin

Slide 35 - Tekstslide

Inleiding

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Het is belangrijk om de aandacht van de lezer te trekken en het onderwerp te introduceren. Daarnaast eindig je bij een betoog de inleiding altijd met een stelling. (Je stelt in een betoog geen vraag als stelling!)

Onderwerp introderen met 5W-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding
alinea 1:
Gefrituurde sprinkhanen, gebakken kevers en gedroogde maden: het zijn geen bijzonderheden op de vele markten in Aziatische landen. Voor tachtig procent van de bevolking zijn gefrituurde wespen en andere insecten lekkernijen. In Nederland is dit eerder een uitzondering dan gewoonte. Wij trekken al snel vieze gezichten bij de gedachte om insecten te eten. Toch moet er een oplossing worden bedacht voor de vleesindustrie. Insecten vormen een prima alternatief voor vlees.

Slide 37 - Tekstslide

Middenstuk
In het middenstuk onderbouw je jouw standpunt met argumenten. Een volledige argumentatie bestaat uit:
  1.  Een argument
  2.  Een onderbouwing/uitleg van het argument + verwijzing naar bronnen
  3.  Een voorbeeld (Dit is niet verplicht, maar versterkt een argument vaak wel.)

Voor deze opdracht gebruiken wij alleen voorargumenten. Volgend jaar gaan wij in op het weerleggen van tegenargumenten.

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeld middenstuk
alinea 2:
Ten eerste is het eten van insecten een stuk beter voor het milieu, aldus hoogleraren Marcel Dicke en Arnold van Huis. Voor de productie van eetbaar insectenvlees is namelijk twaalf keer minder voer en grond nodig dan voor de traditionele vleesproductie. Ook worden er bij de productie van insectenvlees honderd keer minder broeikasgassen uitgestoten dan bij de productie van rund- of varkensvlees. Dit komt uit het onderzoek van de consumentenbond naar voren.

Slide 39 - Tekstslide

Voorbeeld middenstuk
alinea 3:
Ten tweede [argument 2] + onderbouwing

Waar moet je op letten:
  1.  Maak gebruik van signaalwoorden.
  2.  Verwijs in de tekst naar bronnen.

Slide 40 - Tekstslide

Slot
In het slot herhaal je jouw standpunt, geef je een samenvatting van de argumentatie en verwijs je terug naar de inleiding. Door terug te komen op de inleiding maak je de tekst rond. Zorg daarbij voor een pakkende laatste zin.

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeeld slot
Alinea 4:
Kortom, insecten vormen een prima alternatief voor vlees, omdat het beter is voor het milieu en [argument 2]. Hopelijk zetten veel Nederlanders de stap van "griezelig" naar "uitdagend", zodat er in de zomer geen worstjes maar sprinkhanen op de barbecue liggen.

Slide 42 - Tekstslide

Wat gaan we ermee doen?
  1. Aankomende week schrijf je een betoog van 300 woorden.
  2. Het betoog lever je in via de ELO.
  3. De docent maakt een digitale omgeving waarin de betogen komen te staan.
  4. Na de vakantie gaan we elkaar commentaar geven op de betogen. (Denk hierbij aan de commentaar mogelijkheden bij blogs, opiniesites, krantensites, etc.)

Slide 43 - Tekstslide

Aan de slag
Richtlijnen betoog:

Alinea 1 (circa 50-70 woorden)
Alinea 2 (circa 100 woorden)
Alinea 3 (circa 100 woorden)
Alinea 4 (circa 50-70 woorden)

Slide 44 - Tekstslide

Weektaak 17 afgerond


Nu vakantie....

Slide 45 - Tekstslide