w14 EN 2H 2 Unit 5 les 5

week 14, lesson 2
Doelen: 
Aan het einde kun je vergelijkingen maken in het Engels. 
Daarbij heb je een beginnetje gemaakt met je presentatie.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

week 14, lesson 2
Doelen: 
Aan het einde kun je vergelijkingen maken in het Engels. 
Daarbij heb je een beginnetje gemaakt met je presentatie.

Slide 1 - Tekstslide

Degrees of comparisons 
trappen der vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

zegt iets over een zelfstandig naamwoord
(dus over een mens, dier, plant of ding)
een bijvoeglijk naamwoord 
het mooie meisje
de snelle auto
de schattige hond

Slide 4 - Tekstslide

Als iets net zo groot, mooi, lekker, snel als iets anders is zeg je :
 As ..................... as
This dog is as cute as that one

Slide 5 - Tekstslide

als we dingen vergelijken en iets of iemand is groter / sneller/ leuker / mooier/ lekkerder enz. dan noemen we dat de : vergrotende trap
           groot                 groter

Slide 6 - Tekstslide

in het Engels zet je dan -er achter het woord 
small - smaller
fast - faster
high - higher
       small           smaller

Slide 7 - Tekstslide

Achter het woord + er zet je dan than
this dog is smaller than that one
smaller than

Slide 8 - Tekstslide

Here is Emily. She's six years old. Her brother is nine, so he is...........
A
old
B
older
C
olden
D
oldest

Slide 9 - Quizvraag

This magazine is cheap, but that
one is...........
A
cheaper
B
cheaping
C
cheap
D
cheapest

Slide 10 - Quizvraag

Als we dingen vergelijken en iets is het mooist/ grootst/ lekkerst/leukst enz dan noemen we dit de overtreffende trap
           groot                 groter                 grootst

Slide 11 - Tekstslide

in het Engels zet je dan -est achter het woord 
fastest 
smallest
highest
               small       smaller    smallest

Slide 12 - Tekstslide

Voor het woord + est zet je dan the
This is the smallest dog they have

Slide 13 - Tekstslide

He is ................. man in our village.
A
strongest than
B
stronger than
C
the strongest
D
the stronger

Slide 14 - Quizvraag

He has .......... car in our family.
A
faster than
B
the faster
C
fastest than
D
the fastest

Slide 15 - Quizvraag

3 Uitzonderingen:
woorden die eindigen op een griekse y
bijv : ugly, lazy, early, heavy
Bij de vergrotende trap verdwijnt de -y
en komt er -ier achter
1

Slide 16 - Tekstslide

woorden die eindigen op een griekse y
Bij de overtreffende trap verdwijnt 
de -y en komt er -ier achter
1
an ugly dog 
an uglier dog
the ugliest dog

Slide 17 - Tekstslide

This dog is as ugly as that dog
this dog is hairier than that dog

Slide 18 - Tekstslide

2
woorden die eindigen op -e
bijv : safe, nice, large
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord

Slide 19 - Tekstslide

2
woorden die eindigen op -e
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large dog
a larger dog
the largest dog

Slide 20 - Tekstslide

Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
bijv : big , fat, hot
Bij de vergrotende trap verdubbelt de medeklinker + er
bigger/ fatter/ hotter

Slide 21 - Tekstslide

Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
Bij de overtreffende trap verdubbelt de medeklinker + est
         
a fat dog
a fatter dog
the fattest dog

Slide 22 - Tekstslide

This is a nice cat. It's much ...............
.
my friend's cat
A
nicer than
B
niceer than
C
the nicest
D
the niceest

Slide 23 - Quizvraag

This joke was ....................
joke I've ever heard.
A
the funnyest
B
funnyer than
C
the funniest
D
funnier than

Slide 24 - Quizvraag

London is .............city in Europe.
A
largeer than
B
the largeest
C
larger than
D
the largest

Slide 25 - Quizvraag

You look ........... yesterday
A
the happyest
B
the happiest
C
happier than
D
happyer than

Slide 26 - Quizvraag

My dog is ............. than your pony
A
the bigest
B
the biggest
C
biger than
D
bigger than

Slide 27 - Quizvraag

Deze rijtjes moet je uit je hoofd leren :


  • much/many - more - most
  • little/ few - less - least
  • bad - worse - worst
  • good - better - best

Slide 28 - Tekstslide

er zijn ook lange bijvoeglijke naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen
  • beautiful
  • intelligent
  • wonderful
  • exciting
  • difficult

Slide 29 - Tekstslide

Bij deze lange woorden maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten
  • more beautiful
  • more intelligent
  • more wonderful
  • more exciting

Slide 30 - Tekstslide

This dog is more beautiful
than that dog

Slide 31 - Tekstslide

Bij deze lange woorden maak je de overtreffende  trap door most voor het woord te zetten
  • most beautiful
  • most intelligent
  • most wonderful
  • most exciting

Slide 32 - Tekstslide

een aantal woorden van 2 lettergrepen krijgen ook more en most
bijvoorbeeld famous en boring

Slide 33 - Tekstslide

This dog is more famous
than that dog

Slide 34 - Tekstslide

This is .............
exercise on the worksheet.
A
the difficultest
B
the most difficult
C
the most difficultest
D
the more difficulter

Slide 35 - Quizvraag

my sister has ...................
hobby in the world.
A
the most interesting
B
the more interestinger
C
the interestingest
D
the most interstingest

Slide 36 - Quizvraag

He is .......... teacher in the country.
A
the goodest
B
gooder than
C
the best
D
better than

Slide 37 - Quizvraag

Oh no, this is my ............ nightmare!
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 38 - Quizvraag

My cousin is ................his classmates
A
the most intelligent
B
the most intelligentest
C
more intelligent than
D
more intelligenter than

Slide 39 - Quizvraag

My life is ................. yours
A
more boring than
B
more boringer than
C
the most boring
D
the most boringest

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Video

Slide 42 - Link

Work on your presentation
Een goed begin is het halve werk. 
Vandaag maak je een frame voor je presentatie. 

Use the tips on the next page. 

Slide 43 - Tekstslide

Framework presentation
Als je een mindmap maakt over jouw onderwerp kun je de losse onderdelen vaak als 'hoofdstukjes' gebruiken. 
Op de volgende dia's is een filmpje over een mindmap en een voorbeeld gegeven.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Tekstslide

Maak jouw eigen mindmap
Maak een mindmap voor jouw eigen onderwerp. 
De hoofdtakken kun je gebruiken als tussenkopjes in jouw powerpoint presentatie. 
Werk 15 minuten. 
Morgen verder. 
timer
15:00

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide