Oefentoets elektriciteit Nova

Oefentoets elektriciteit

 hoofdstuk  4 ( 29 vragen)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets elektriciteit

 hoofdstuk  4 ( 29 vragen)

Slide 1 - Tekstslide

Welk antwoord is GEEN spanningsbron?
A
schakelaar
B
batterij
C
dynamo
D
generator

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heet een stof die elektrische stroom niet door laat?
A
isolator
B
koper
C
halfgeleider
D
geleider

Slide 3 - Quizvraag

Als de schakelaar uit staat is er sprake van.......
A
een open stroomkring
B
een lamp die blijft branden
C
een gesloten stroomkring
D
kortsluiting

Slide 4 - Quizvraag

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Welke stof is dat hier?
A
aluminium
B
glas
C
koolstof
D
zout water

Slide 5 - Quizvraag

Elk onderdeel in een stroomkring heeft een eigen functie. Wat is de functie van de batterij?
A
levert energie
B
meet de energie in een stroomkring
C
vervoert energie
D
zet energie om in warmte

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de eenheid van stroomsterkte?
A
Ampere (A)
B
Volt (V)
C
Watt(W)

Slide 7 - Quizvraag

Vier batterijen van 6 V worden in serie geschakeld. Dit levert een spanning op van:
A
1,5V
B
6V
C
12V
D
24V

Slide 8 - Quizvraag

Jeroen sluit een lampje van 3V op een spanningsbron van 12V. Wat gebeurt er?
A
lampje zal doorbranden
B
lampje zal fel branden
C
lampje zal niet branden
D
lampje zal zwak branden

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitspraak over een parallelschakeling is waar?
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit
B
de stroomsterkte is overal evengroot
C
er komen geen vertakkingen voor
D
je kunt elk lampje afzonderlijk aan zetten

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraken over deze schakelingen is waar?
A
Het zijn allebei parallel schakelingen
B
Het zijn allebei serieschakelingen
C
bovenste is parallel en onderste is serie
D
bovenste is serie en onderste is parallel

Slide 11 - Quizvraag

In deze schakeling draait Carlo lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere lampjes?
A
lampje 1 gaat uit en 3 blijft branden
B
lampje 1 blijft branden en 3 gaat uit
C
lampje 1 en 3 blijven branden
D
lampje 1 en 3 gaan allebei uit

Slide 12 - Quizvraag

Welk nummer stelt een spanningsmeter voor?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 13 - Quizvraag

Het vermogen van een apparaat kun uitrekenen met de formule:
A
vermogen=spanning + stroomsterkte
B
vermogen= spanning : stroomsterkte
C
vermogen= spanning x stroomsterkte
D
vermorgen= spanning-stroomstekte

Slide 14 - Quizvraag

5mA=
A
5000A
B
50A
C
0,005A
D
0,5A

Slide 15 - Quizvraag

452 mA=
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A

Slide 16 - Quizvraag

5,75 A=
A
57,5 mA
B
5750 mA
C
0,575 mA
D
0,00575 mA

Slide 17 - Quizvraag

0,85 A =
A
85 mA
B
0,0085 mA
C
850 mA
D
0,085 mA

Slide 18 - Quizvraag

Welk symbolen zijn hier weergegeven?
A
Dynamo, schakelaar en een lamp
B
Batterij, schakelaar en een lamp
C
Batterij, weerstand en een lamp
D
Batterij, schakelaar en een motor

Slide 19 - Quizvraag

Op welke manier zijn
deze 5 lampen geschakeld?
A
serie
B
parallel
C
gekruist
D
gegroepeerd

Slide 20 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Als bij de linker schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
B
Als bij de rechter schakeling 1 lamp stuk gaat blijven de andere lampen branden
C
Als bij de linker schakeling 2 lampen stuk gaat blijven de andere lampen branden
D
Als bij de rechter schakeling 1 lamp stuk gaat gaan de andere lampen uit

Slide 21 - Quizvraag

Gegeven: 230 V en 0,5 A
Gevraagd: Met welke formule kan ik het vermogen uitrekenen en wat is het juiste antwoord?
A
P = UxI P = 115W
B
P = U : I P = 460W
C
P = I : U P = 0,02W
D
P = U - I P = 229,5W

Slide 22 - Quizvraag

Hoe hoog is de netspanning in huis?
A
230 V gelijkspanning
B
12 V wisselspanning
C
115 V gelijkspanning
D
230 V wisselspanning

Slide 23 - Quizvraag

Op een verlengsnoer kan maximaal 1A stroom, Marije wil de volgende apparaten aansluiten: televisie 540mA, dvd speler 350 mA, computer 125 mA, en een bureaulamp 250 mA.
Reken uit of dit kan.
A
Ja, dit kan.
B
Nee, dit kan niet.

Slide 24 - Quizvraag

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 230V en stroomsterkte is 2,5 A
A
92 W
B
227,5 W
C
232,5 W
D
575 W

Slide 25 - Quizvraag

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 6 V en stroomsterkte is 0,5 A

Slide 26 - Open vraag

Reken het vermogen uit van het volgende apparaat: spanning is 6 V en stroomsterkte is 0,15 A
A
40 W
B
6,15 W
C
5,85 W
D
0,9 W

Slide 27 - Quizvraag