Hardy Weinberg - Uitleg + Oefenen 1

Hardy - Weinberg
Herhalen & Oefenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hardy - Weinberg
Herhalen & Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Genotypefrequentie (p2+2pq+q2=1)
Bijvoorbeeld allel voor groene erwten (A) en gele erwten (a).

AA: 0,7 (= 70%)        p2
Aa: 0,25 (= 25%)     2pq
aa: 0,05 (= 5%)        q2

Nu kun je de allelfrequentie bepalen.

Slide 2 - Tekstslide

Allelfrequentie (p+q=1)
Bijvoorbeeld allel voor groene erwten (A) en gele erwten (a).

AA: 0,7 (70%) dus 0,7 A
Aa: 0,25 (25%) dus 0,125 (12.5%) A + 0,125 (12.5%) a
aa: 0,05 (5%) dus 0,05 a 
Totaal 0,825 A (= 82,5%) en 0,175 (= 17,5%) a
p+q = 1 

Slide 3 - Tekstslide

Allelfrequentie
Dus: als ik de genotypefrequentie weet kan ik de allelfrequentie bepalen.

Maar het kan ook andersom!

Slide 4 - Tekstslide

Hardy Weinberg formule
Ik noem de allelfrequentie van het 
dominantie allel p.
Ik noem de allelfrequentie van het
recessieve allel q.
Dan is p + q = 1.

Slide 5 - Tekstslide

Hardy Weinberg formule
genotypefrequentie AA is p2
genotypefrequentie Aa is 2pq
genotypefrequentie aa is q2



Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 82
 a 16% van de Midden-Europese bevolking is resusnegatief
(0,4 × 0,4 = 0,16).
 b 36% van de Midden-Europese bevolking heeft genotype
DD (0,6 × 0,6 = 0,36). 48% van de Midden-Europese
bevolking heeft genotype Dd (2 × 0,4 × 0,6 = 0,48).
 c Bij resusantagonisme heeft de moeder genotype dd (rh negatief). De
vader kan genotype DD of Dd hebben.
 d Bij 50% van deze zwangerschappen zal het kind resuspositief zijn.
 e Bij 9,6% van de zwangerschappen in Midden-Europa
treedt resusantagonisme op:
5,76% + (0,5 × 7,68%) = 9,6%.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
In een populatie worden 50 katten geteld, 2 hebben witte haren, 48 hebben zwarte haren. Het allel voor witte haren is recessief.

(1) Bereken de allelfrequentie van A en voor a

(2) Welk deel van de zwartharige katten is heterozygoot?

Slide 8 - Tekstslide

(1) Bereken de allelfrequentie van A en voor a
genotypefrequentie van aa = 4% of 0,04          (2/50))
Dus q2 is 0,04
Dus q = 0,2 (dit is de allelfrequentie van a)
Als q = 0,2 en p + q = 1 
dan is p = 0,8 (dit is de allelfrequentie van A)

(1) Antwoord: Allelfrequentie A = 0,8 en a = 0,2

Slide 9 - Tekstslide

(2) Welk deel van de zwartharige katten is heterozygoot?
Zwartharige katten zijn AA of Aa.
Genotypefrequentie van AA is 0,8 * 0,8 = 0,64
Genotypefrequentie van Aa is 2 * 0,8 * 0,2 = 0,32
Totaal 0,96 waarvan 0,32 heterozygoot.

0,32 / 0,96 * 100% = 33% van de zwartharige katten is heterozygoot

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2 (foto inleveren!)
Bij schapen komt een witte vacht tot stand onder invloed van het dominante gen H en een zwarte vacht door het recessieve gen h. Uit een kudde schapen in Idaho werd een steekproef van 900 schapen genomen. Van deze schapen hadden er 891 een witte vacht en 9 een zwarte vacht. Op deze populatie is de regel van Hardy Weinberg van toepassing.

Bereken de frequentie van allel H in deze populatie.


Slide 11 - Tekstslide

Bij schapen komt een witte vacht tot stand onder invloed van het dominante gen H en een zwarte vacht door het recessieve gen h. Uit een kudde schapen in Idaho werd een steekproef van 900 schapen genomen. Van deze schapen hadden er 891 een witte vacht en 9 een zwarte vacht. Op deze populatie is de regel van Hardy Weinberg van toepassing.

Bereken de frequentie van allel H in deze populatie.

Slide 12 - Open vraag

Opdracht 2 uitwerking
H = wit allel, h = zwart allel
HH = wit fenotype, Hh = is wit fenotype, hh = is zwart fenotype

genotypefrequentie hh = 9 / 900 = 0,01
q2 = 0,01 
q = 0,1 = allelfrequentie h
Omdat p + q = 1
p= 0,9 = allelfrequentie H


Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 3:
In een groep van 630 dieren hebben 375 dieren voor een bepaalde erfelijke eigen schap AA. 218 dieren hebben Aa en 37 dieren hebben aa.

Bereken de p en q.

Slide 14 - Open vraag

Antwoord
1. Bereken eerst de allel frequentie:
AA= 375 dieren, aantal dominante allelen: 375 x 2 = 750
Aa= 218 dieren, aantal dominante allelen: 218 aantal recessieve allelen: 218
aa= 37 dieren, aantal recessieve allelen: 37 x 2= 74
totaal allelen: 750 + 218 + 218 + 74 = 1260 allelen
2. Bereken P en q:
p: ( 750 + 218) / 1260=0,768
q: (218 + 74) / 1260= 0,232


Slide 15 - Tekstslide

Doen
Opdracht 85 t/m 87 (online)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video