Examen schrijven 3F

Schrijfexamen Nederlands 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schrijfexamen Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Het examen schrijven 3F
  • Dit examen maak je op school
  • Je krijgt twee schrijfopdrachten (reactie/artikel en e-mail
  • Je schrijft de tekst op een computer

Slide 2 - Tekstslide

Beoordeling van het examen schrijven
  • Is de tekst leesbaar en adequaat? Minimum aantal woorden?
  • Inhoud (zijn alle elementen correct verwerkt?)
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid (alinea's, kopjes, marges enz)

Slide 3 - Tekstslide

Beoordeling uitwerking opdracht





  • Als je alle 7 onderdelen op niveau uitwerkt, scoor je een 6,0 als cijfer
0 punten
Het onderdeel is onvoldoende uitgewerkt
1 punt
Het onderdeel is  op niveau uitgewerkt
2 punten
Het onderdeel is boven niveau uitgewerkt

Slide 4 - Tekstslide

 - samenhang
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende voegwoorden/signaalwoorden (omdat, hoewel, desondanks, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 5 - Tekstslide

 voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik  een enorme dierenliefhebber. Daarnaast kan ik goed met mensen van alle leeftijden om  gaan. Ook spreek ik behalve Nederlands goed Engels en redelijk Duits. Tot slot vind ik het heel interessant om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project dus echt voor mij weggelegd."

Slide 6 - Tekstslide

afstemming op doel
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:

  • Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer overtuigen dat jij een geschikte kandidaat bent.
  • Je informeert de lezer over jouw achtergrond en keuze voor dat project.
  • Jouw doel is om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek of in ieder geval om een reactie te ontvangen op jouw brief. 

Slide 7 - Tekstslide

 - inhoud
Je brief moet aan de volgende inhoudelijke eisen voldoen
  1. Vertel iets over jezelf en je achtergrond.
  2. Motiveer je keuze voor juist dat project: noem minimaal drie redenen waarom je voor dit project kiest. 
  3. Geef aan waarom jij daar de juiste persoon voor bent.
  4. Stel nog minimaal twee vragen.

Slide 8 - Tekstslide

afstemming op publiek
Je kunt schrijven voor een bekend en algemeen publiek.
Je past consequent (in)formeel taalgebruik toe dat past binnen de situatie

  • Spreek consequent aan met 'u' en 'uw'
  • Begin brieven met 'Geachte heer / mevrouw,'
  • Schrijf je bijvoorbeeld een stuk op de website voor school voor medestudenten gebruik dan je en jullie.

Slide 9 - Tekstslide

 - spelling
Tips:
  1. Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen. 

  2. In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar.

  3. Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd':
    Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen.

Slide 10 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."

  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."

  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."

  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 11 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op publiek

"Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben
 wat u zoekt. Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 12 - Tekstslide

 woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 13 - Tekstslide

 - interpunctie
Tips:
  1. Controleer of je zinnen met een punt, vraagteken of uitroepteken eindigen.

  2. Vermijd schuine strepen. Gebruik liever 'en' of 'of':
    "Elk dier is anders en heeft weer andere hulp/ aandacht nodig".

  3. Vermijd puntkomma's. Meestal zijn die verkeerd:
    "Wilt u alvast wat meer informatie en gegevens van mij weten, zie dan de bijlage; Hierin staat mijn curriculum vitae."





Slide 14 - Tekstslide

- leesbaarheid
  • Je tekst is verdeeld in alinea's
  • Je gebruikt op de goede plaatsen witregels tussen de alinea's
  • Als je een artikel of betoog schrijft, staat daar een titel boven.
  • Als je een zakelijke brief schrijft, dan zorg je dat je de briefconventies
     allemaal correct toepast!

    DOE JEZELF EEN PLEZIER EN LEER DIE BRIEFCONVENTIES UIT JE HOOFD!!!



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Waar word je
op beoordeeld
bij het examen schrijven?

Slide 18 - Woordweb