- Kies een sport om je verhaal over te schrijven. Je hoeft niet echt op de sport te zitten en je hoeft er ook niet goed in te zijn.
- Schrijf het verhaal in de ik-vorm (je schrijft dus over jezelf en vanuit jezelf).
- Vertel eerst wat er gebeurt voordat de wedstrijd begint. (minimaal 5 zinnen)
- Beschrijf daarna de wedstrijd. (minimaal 5 zinnen)
- Eindig met wat er na de wedstrijd gebeurt.(minimaal 5 zinnen)
- Noteer in ieder geval één keer wat je denkt.
- Noteer in ieder geval één keer wat je voelt.
- Bedenk een passende titel voor je verhaal.
- Schrijf je voor- en achternaam onder je verhaal.
- Schrijf onder je verhaal het aantal gebruikte woorden.