Paragraaf 4.2 Regionale verschillen

4.2 Regionale verschillen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.2 Regionale verschillen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Herhaling H4 4.2
Uitleg H4 4.1
Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Natuurlijke bevolkingsgroei=
geboorte en sterfte
Sociale bevolkingsgroei=
emigratie & immigratie
Overschot=als er meer van iets is...


Slide 3 - Tekstslide

Van jong naar oud
Vergrijzing=het aandeel ouderen neemt toe
Ontgroening=het aandeel jongeren neemt af
Levensverwachting=hoe oud mensen gemiddeld worden

Slide 4 - Tekstslide

Migratie
-jaren '50=vertrekoverschot
+Jaren '60=Gastarbeiders
+Mensen uit voormalige Nederlandse koloniën 
+Politieke vluchtelingen

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel paragraaf 4.2 
Regionale verschillen:

Waar in Nederland groeit de bevolking, waar neemt die af en wat zijn de gevolgen daarvan voor de inrichting?

Slide 6 - Tekstslide

Populaire steden
- Binnen Nederland zijn grote verschillen in  bevolkingsgroei

- De 4 grote steden en de meeste  middelgrote steden blijven groeien.
Redenen : veel werk, studies, voorzieningen

-Gebieden waar de bevolking groeit: groeigebieden / groeiregio’s

Slide 7 - Tekstslide

Voordelen groeiregio's / groeigebieden:

- Gemeenten krijgen meer belastinginkomsten
- Bedrijven kunnen meer goed opgeleide werknemers krijgen
- Voorzieningen krijgen meer bezoekers en klanten


Slide 8 - Tekstslide

Nadelen groeiregio's / groeigebieden:

- Tekort aan woningen
- Druk
- Wachtlijst voor voorzieningen


Slide 9 - Tekstslide

De groeigebieden moeten blijven bouwen om de bevolkingsgroei aan te kunnen
Dit doen ze door:

 
- Aan de rand van steden komt uitbreiding 
- Herinrichting
- Meer woningen, voorzieningen en werk 
- Verbetering van infrastructuur

Slide 10 - Tekstslide

Krimpgebieden
Nederland heeft ook gebieden met waar de bevolking afneemt: bevolkingskrimp 

Deze gebieden noem je krimpgebieden / krimpregio’s

Vraag: Waar trekken mensen? Waar gaan ze heen? Wie trekt weg? Wie blijven over?

Slide 11 - Tekstslide

Krimpgebieden
Oorzaak krimp:
Jongeren trekken weg voor werk, studie of voorzieningen

Gevolg:
- Ouderen blijven over 
( vergrijzing)
- Voorzieningen verdwijnen





Slide 12 - Tekstslide

Krimpgebieden
Verzorgingsgebied = het gebied waar de klanten van een voorziening vandaan komen.

 Drempelwaarde = het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.

Slide 13 - Tekstslide

Herinrichting krimpgebieden
Herinrichting in krimgebieden:
- Minder inwoners betekent minder woningen, werkplekken en voorzieningen

- Meer aangepaste woningen voor ouderen, meer bejaardenhuizen




Slide 14 - Tekstslide

Reikwijdte: De maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken.
Reikwijdte toegenomen door toegenomen autobezit.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk..
- Theorie lezen van paragraaf 4.2 regionale verschillen

- Opdrachten maken blz. 100 werkboek H4 par. 4.2 1 t/m 9 

- Ben je klaar? Ga verder met paragraaf 4.3

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling 
Paragraaf 4.2 Regionale verschillen 

Slide 18 - Tekstslide

sleep de begrippen naar de juist plek in de kaart
Krimpgebied
groeigebied

Slide 19 - Sleepvraag

Noem 2 voordelen van groeigebieden

Slide 20 - Open vraag

Noem 2 nadelen van groeigebieden

Slide 21 - Open vraag

Wat zijn krimpgebieden?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de belangrijkste oorzaak van krimgebieden

Slide 23 - Open vraag

Noem 2 gevolgen voor deze krimpgebieden

Slide 24 - Open vraag

Geef 2 voordelen van het wonen in de stad
A
Veel werk
B
Uitgaan
C
Rust
D
Ruimte

Slide 25 - Quizvraag

Geef 2 nadelen van het wonen in een grote stad
A
Rust
B
Duur
C
Weinig groen
D
Weinig werk

Slide 26 - Quizvraag

Een verzorgingsgebied is het gebied waar de klanten van een voorziening vandaan komen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Wat is reikwijdte?
A
Afstand tot voorzieningen
B
Afstand die klanten willen afleggen voor de voorzieningen
C
Hoe ver weg de klanten wonen
D
Het gebied waar de voorziening verantwoordelijk voor is

Slide 28 - Quizvraag

Drempelwaarde is het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te verdwijnen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Welke van deze voorzieningen heeft de grootste reikwijdte?
A
Bioscoop
B
Bijenkorf
C
Efteling
D
Jumbo Supermarkt

Slide 30 - Quizvraag

Welke van deze voorzieningen heeft de laagste drempelwaarde?
A
Bijenkorf
B
Luchthaven Schiphol
C
Bonhoeffer College
D
Museon Den Haag

Slide 31 - Quizvraag

Anloo is een drop van de gemeente Aa en Hunze. Welke verband bestaat er tussen de bevolkingsdichtheid en de nabijheid van de voorziening?

Slide 32 - Open vraag

Hoe doen ze aan herinrichting in krimpgebieden?

Slide 33 - Open vraag

Waardoor is de reikwijdte toegenomen in Nederland?

Slide 34 - Open vraag

Noem 2 gevolgen van de daling van het geboortecijfer na 1950

Slide 35 - Open vraag

Geef 2 oorzaken waardoor er in Nederland vergrijzing is

Slide 36 - Open vraag


Slide 37 - Open vraag

Geef 2 oorzaken voor ontgroening in Nederland

Slide 38 - Open vraag

Welke 4 migrantengroepen kwamen na 1960 naar Nederland?

Slide 39 - Open vraag