H.2.3 Massa en volume

 H.2.3 Massa en Volume
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 H.2.3 Massa en Volume

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte

Slide 2 - Quizvraag

Meten en wegen

Slide 3 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
Grootheid
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten met een meetinstrument. Voorbeelden van grootheden zijn lengte, massa en temperatuur. Je kunt deze grootheden meten met een meetlat (voor de lengte), een weegschaal (voor de massa) en een thermometer (voor de temperatuur).
Eenheid
Om een grootheid te kunnen meten, moet je eerst een maat met elkaar afspreken. Zo’n maat noem je een eenheid. Je meet je lengte in meters, je massa in kilogrammen en je lichaamstemperatuur in graden Celsius. 

Slide 4 - Tekstslide

Massa en Volume
Massa:
Hoeveelheid stof in gram of kilogram.

Met een weegschaal kun je de massa van een voorwerp of van een hoeveelheid stof bepalen. 

Volume:
Hoeveel ruimte een vloeistof of een voorwerp inneemt.                (in mL of L of cm  of dm  )

3
3

Slide 5 - Tekstslide

Volume bepalen

             Volume = inhoud

             Inhoud = l x b x h

Slide 6 - Tekstslide

Volume onregelmatige vormen

  • Het volume van onregelmatige voorwerpen                                      kan je NIET bepalen met volume =  l x b x h 
  • We gebruiken dan de onderdompelmethode

Slide 7 - Tekstslide

Onderdompelmethode
V begin = 15 ml

V eind = 24 mL

Vsteen = 24 - 15 = 9 mL 
= 9 cm3

Slide 8 - Tekstslide

Massa en Volume
Massa -> maat voor de hoeveelheid stof -> weegschaal
Volume -> maat voor hoeveelheid ruimte -> Maatcilinder

Rechthoekig (balkvormig) voorwerp: V = l x b x h

Onderdompelmethode
Onregelmatig voorwerp: V = Veind - Vbegin


Slide 9 - Tekstslide

Massa en Volume

1 kg = 1000 g

1 L = 1000 mL

Slide 10 - Tekstslide

Omrekenen met eenheden

Slide 11 - Tekstslide

Je weet wat een eenheid is
Je weet wat een eenheid is?
Ik heb gister de tafel opgemeten de tafel had een lengte van 2

Een Eenheid geeft betekenis aan het getal. 

De eenheid geeft aan in welke maat je de grootheid meet. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorvoegsels voor eenheden
Voorvoegsel
symbool
waarde
kilo
k
1000
hecto
h
100
deca
da
10
deci
d
0,1
centi
c
0,01
milli
m
0,001

Slide 13 - Tekstslide

De eenheid kun je vervangen door een andere eenheid, de manier van omrekenen blijft gelijk!

Slide 14 - Tekstslide

centrale eenheid

Slide 15 - Tekstslide

Eenheden omrekenen
Je kunt veel eenheden op de puntjes om eenheden om te rekenen. 
Een stap naar beneden is x10. Een stap naar boven is : 10.

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling : Symbolen van Massa & Volume
Massa                                   Volume


m = 204,3 g                       V = 18 cm³                               

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling massa en volume
Massa
  • In g of kg


Volume
  • In mL of L
  • In cm3 of dm3


Slide 18 - Tekstslide