In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 1 Vraag en Aanbod
Concrete vs. Abstracte markt
Slide 1 - Tekstslide
Doelen van deze les
1. Je kunt het verschil tussen een concrete & abstracte markt uitleggen
2. Voorbeelden geven van concrete & abstracte markten
3. Rekenen met prijs & omzet
Slide 2 - Tekstslide
Koop je wel eens producten op de markt?
Ja!
Nee!
Slide 3 - Poll
Wat komt er in je op bij het begrip 'markt'?
Slide 4 - Woordweb
De markt in Noordwijkerhout
is 'concreet'
Hij bestaat 'echt'!
Je moet er fysiek heen.
Slide 5 - Tekstslide
Een abstracte markt
bestaat niet 'echt' of 'fysiek'
alle vraag & aanbod van een product of dienst
er komt één prijs tot stand
bij de prijs, is de vraag gelijk aan het aanbod
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld abstracte markt
Markt voor Zara spijkerbroeken
Vragers: consumenten die een broek nodig hebben
Aanbieder: Zara
Prijs: jij koopt hem als je het er voor over hebt
Slide 7 - Tekstslide
Concrete of abstracte markt?
A
Concrete markt
B
Abstracte markt
Slide 8 - Quizvraag
Concrete of abstracte markt?
A
Concrete markt
B
Abstracte markt
Slide 9 - Quizvraag
Concrete of abstracte markt?
A
Concrete markt
B
Abstracte markt
Slide 10 - Quizvraag
Soorten markten
Goederen/dienstenmarkt
Arbeidsmarkt
Vermogensmarkt
Valutamarkt
Bedenk met je buurman of buurvrouw, wie zijn de vragers en wie zijn de aanbieders op deze markten en wat is de prijs die tot stand komt?
Slide 11 - Tekstslide
De prijs die tot stand komt op de arbeidsmarkt is .....
Slide 12 - Open vraag
De abstracte markt
De prijs die tot stand komt = evenwichtsprijs
De hoeveelheid die daar bij hoort = afzet
Hoeveel er wordt uitgegeven/verdiend = prijs x afzet = omzet
Slide 13 - Tekstslide
3. omzet : afzet
1. afzet × prijs =
2. omzet : prijs
prijs
afzet
omzet
Slide 14 - Sleepvraag
De ...................... is de hoeveelheid producten die je verkoopt. Als je de prijs ......................... maakt, zul je meer verkopen. Als je de prijs ...................... maakt, zal je afzet dalen. Hoeveel geld je ontvangt door producten te verkopen, noem je de ......................