spelling week 2 les 1

Spelling 
week 2, les 1
's meervoud
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling 
week 2, les 1
's meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Welke categorieën horen er bij het woord: Engeland
A
Zingwoord en eer-oor-eur woord
B
Zingwoord en langermaakwoord
C
Langermaakwoord en verkleinwoord
D
Kilowoord en zingwoord

Slide 2 - Quizvraag

Welke categorie hoort er bij het woord;
slanker
A
zingwoord
B
langermaakwoord
C
plankwoord
D
hakwoord

Slide 3 - Quizvraag

Welke categorie hoort er bij het woord:
de boeien
A
aai-ooi-oei-woord
B
langermaakwoord
C
eeuw-ieuw-woord

Slide 4 - Quizvraag

Welke categorieën horen er bij het woord:
het armpje
A
verkleinwoord en langermaakwoord
B
verkleinwoord en speciaal hakwoord

Slide 5 - Quizvraag

kilowoord

's woord
cent woord

citroen
politie
's ochtends
cement
juli
's nachts
cello

Slide 6 - Sleepvraag

Typ het woord. Denk goed aan de klankgroepen

Slide 7 - Open vraag

In welke tijd staat de zin:
Rein slaapt als een os
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 8 - Quizvraag

In welke tijd staat de zin:
Hij viel met de deur in huis.
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 9 - Quizvraag

In welke tijd staat de zin:
Zij werkte zich een ongeluk.
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 10 - Quizvraag

In welke tijd staat de zin:
Is Mirjam een nieuwsgierig aagje?
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quizvraag

We gaan vandaag een nieuwe categorie leren:
komma s meervoud

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De regel:
Komma-s-meervoud. Meervoud en lange klank aan het eind: komma-s, behalve bij ee

Slide 14 - Tekstslide

de opa's

oo = lange klank dus ik haal er eentje weg
paa = lange klank dus ik haal er eentje weg
opa's = meervoud en lange klank aan het eind: komma-s, behalve bij ee

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf het woord goed op

Slide 16 - Open vraag

en we gaan door met het dictee!

Slide 17 - Tekstslide

Typ het woord

Slide 18 - Open vraag

Typ het woord

Slide 19 - Open vraag

Typ het woord

Slide 20 - Open vraag

Typ het woord

Slide 21 - Open vraag

Typ het woord

Slide 22 - Open vraag

Typ het woord

Slide 23 - Open vraag

Typ de zin

Slide 24 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Zullen we schuilen voor de gure wind?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?
Zullen we schuilen voor de gure wind?

Slide 26 - Open vraag