2.5 Celcyclus

DNA en de celcyclus
Deze les:
- Afronding 2.5: DNA en de celcyclus 
- Huiswerk volledig afronden 
- Leren voor biologie
- Een aantal oefenvragen
 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

DNA en de celcyclus
Deze les:
- Afronding 2.5: DNA en de celcyclus 
- Huiswerk volledig afronden 
- Leren voor biologie
- Een aantal oefenvragen
 

Slide 1 - Tekstslide

2.5 Leerdoelen en begrippen
15. Je beschrijft de stappen van de celcyclus
16. Je beschrijft de stappen van de mitose
17. Je legt uit waardoor ongecontroleerde celgroei ontstaat, benoemt het verschil tussen tumor en kanker

Celcyclus, Interfase, G1-fase, S-fase, Chromatiden, Centromeer, G2-fase, M-fase, Mitose, Profase, Kernspoel, Metafase, Anafase, Telofase, Celdeling, G0-fase, Tumorsuppresorgen, Apoptose, Tumor, Kanker, Metastaseren

Slide 2 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
BINAS 76A

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

DNA replicatie

Slide 5 - Tekstslide

Levenscyclus van een cel
BINAS 76A

Slide 6 - Tekstslide

Mitose

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Bouw van een chromosoom

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht tweetal
Bekijk de mitose in Binas en je boek
en bespreek om de beurt
-wat gebeurt er met chromosoom?
-kernmembraan of niet?
-spoeldraden of niet?

Slide 10 - Tekstslide

Profase
Metafase
Anafase
Telofase
Interfase

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Beide chromatiden van 1 chromosoom breken op dezelfde plaats. Het gebroken stuk van het ene DNA-molecuul komt aan andere, en omgekeerd. Wat is het resultaat na celdeling?
A
Er ontstaan 2 cellen met 46 precies gelijke DNA-moleculen.
B
Er ontstaan 2 cellen met 46 DNA-moleculen. De ene cel heeft meer DNA dan de andere.
C
Er ontstaan een cel met 45 en een cel met 47 DNA moleculen.

Slide 15 - Quizvraag

De hoeveelheid DNA in rustende lichaamscel = x
Een tijd later vindt mitose plaats in deze cel. Hoeveel DNA bevat de cel tijdens de anafase.
A
1/2 x
B
x
C
2x
D
dat kun je niet weten

Slide 16 - Quizvraag

Rustende cel : DNA=x
rustend = Go

Later vindt mitose plaats, dus cel gaat de celcyclus in en start met G1 en daarna de S-fase.
Tijdens S-fase: DNA replicatie, dus x --> 2x

Dan mitose, en bij Anafase heeft de cel zich nog niet gedeeld, dus nog steeds 2x

Slide 17 - Tekstslide

Wat zien we hier?
A
2 zusterchromatiden
B
2 homologe chromosomen

Slide 18 - Quizvraag

Welke fasen van de celcyclus worden bedoeld bij I, II en III?

I: In deze fase worden de meeste organellen bijgemaakt
II: Aan het eind van deze fase bestaat een chromosoom uit 2 chromatides
III: In deze fase worden de enzymen voor de DNA-replicatie gemaakt

A
I= G1, II= M en III=S
B
I=G1, II=S en III=G2
C
I=G2, II=S en III=G1
D
I=G2, II=M en III=S

Slide 19 - Quizvraag

Kanker
(ongecontroleerde celdeling)

Slide 20 - Tekstslide

Hoe komt het dat chemotherapie juist bij jonge kinderen veel bijwerkingen heeft?
A
Veel cellen zijn in de Go- fase van de celcyclus
B
Veel cellen zijn in de G1-fase van de celcyclus
C
Veel cellen zijn in de S-fase van de celcyclus
D
Veel cellen zijn in de G2-fase van de celcyclus

Slide 21 - Quizvraag

Cisplatine = cytostaticum. Door binding van cisplatine kan het DNA niet meer verdubbelen. Welke fase van de celcyclus wordt dan verstoord?

A
G1-fase
B
G2-fase
C
M-fase
D
S-fase

Slide 22 - Quizvraag

Welke vragen heb je nog over het huiswerk?

Slide 23 - Woordweb