Hoofdstuk 14.3 rekenen met Inhoud en gewicht

H14 rekenen met Inhoud en gewicht

Pak je werkboek op tafel.
Laptop heb je vandaag niet nodig.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H14 rekenen met Inhoud en gewicht

Pak je werkboek op tafel.
Laptop heb je vandaag niet nodig.

Slide 1 - Tekstslide

Planning van de les
- Herhaling vorige les
- Lesdoelen bespreken
Instructie rekenen met inhoud en gewicht
- Zelfstandig verwerken
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling gewichtseenheden

Slide 3 - Tekstslide

45 ton = ... kg
A
0,045 kg
B
0,45 kg
C
4500 kg
D
45000 kg

Slide 4 - Quizvraag

Baby weegt 3200 g,
hoeveel kg is dit?

Slide 5 - Open vraag

Lees af
A
B
C
D
95 kg
81 kg
85 kg
99 kg

Slide 6 - Sleepvraag

Lesdoelen bespreken
- Ik kan rekenen met een eenheid van inhoud of gewicht en deze vervolgens omrekenen naar de gevraagde eenheid
- Ik kan verschillende eenheden van inhoud of gewicht omrekenen naar dezelfde eenheid en vervolgens met deze gegevens rekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan rekenen met inhoud en gewicht
Stap 1: Lees de opdracht en omcirkel de getallen, die je nodig hebt.

Stap 2: Staan de getallen, die je nodig hebt in dezelfde eenheid?
Nee? Zet ze dan in dezelfde eenheid. (Tip: Check in welke eenheid het gevraagd wordt)

Stap 3: Reken de som uit. 

Stap 4: Check of het antwoord in de juiste eenheid staat. 
Nee? Zet het getal dan nog in de goede eenheid.

Slide 8 - Tekstslide

opdracht 24A blz. 80

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Hoe?
Zelfstandig
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Hoofdstuk 14
begint op blz. 75

Opdr.
t/m opdr. 26
Er moet een berekening bij.

Klaar?
Iets voor jezelf doen op je laptop, waarbij je niemand anders stoort. 

Volgende les controle hoofdstuk 14!
timer
15:00
Stappenplan eenheden bereken

Stap 1: Lees de opdracht en omcirkel de getallen, die je nodig hebt.

Stap 2: Staan de getallen, die je nodig hebt in dezelfde eenheid?
Nee? Zet ze dan in dezelfde eenheid. (Tip: Check in welke eenheid het gevraagd wordt)

Stap 3: Reken de som uit.
Stap 4: Check of het antwoord in de juiste eenheid staat.

Slide 10 - Tekstslide