6.5 - Aanpassingen bij dieren

6.5 - Aanpassingen bij dieren + Herhaling 6.4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.5 - Aanpassingen bij dieren + Herhaling 6.4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Herhaling 6.4
 - Uitleg 6.5
 - HW maken
- Filmpje

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 6.4 Biologisch evenwicht

Slide 3 - Tekstslide

Welke van deze invloeden hieronder geeft een abiotische factor aan?
(meerdere antwoorden)
A
Soortgenoten
B
Temperatuur
C
Hoeveelheid regenval
D
Grondsoort

Slide 4 - Quizvraag

Invloed uit de leefomgeving

Slide 5 - Tekstslide

Hoe noem je alle populaties in een bepaald gebied samen?
A
Ecosysteem
B
Soortgenoten
C
Levensgemeenschap
D
Individu

Slide 6 - Quizvraag

De niveaus van de ecologie 
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Ecosysteem  

Slide 7 - Tekstslide

Welke van deze is een goede beschrijving van een biologisch evenwicht?
A
Alle dieren van dezelfde soort zijn even zwaar.
B
De hoeveelheid dieren schommelt
C
De hoeveelheid dieren is altijd precies hetzelfde
D
Er komen meer roofdieren

Slide 8 - Quizvraag

Populatiegrootte & biologisch evenwicht

Normaal weer:
Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Erg goed weer:
Te veel voedsel, weinig vijanden

Erg slecht weer:
Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Slide 9 - Tekstslide

Optimumkromme

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soort bepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 6.5
Hoe zijn dieren aangepast aan hun omgeving?
Hoe zijn dieren aangepast aan hun omgeving?

Slide 11 - Tekstslide

Aanpassingen bij Waterdieren
  • Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd
--> Weinig weerstand in water
Gestroomlijnd door:
Gladde huid (schubben en slijm)
- Kop, romp en staart gaan in elkaar over
- Vinnen voor voortbeweging

  • Daardoor sneller door het water bewegen.

  • Niet alleen vissen, maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Slide 12 - Tekstslide

Schutkleur:
Donkere bovenkant en lichte onderkant 

Slide 13 - Tekstslide

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
Zoolgangers: zachte ondergrond
Teengangers: katachtigen
Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 14 - Tekstslide

Meer aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen


Poolvos
Woestijnvos

Slide 15 - Tekstslide

Vogels
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 16 - Tekstslide

Steltlopers
Priemsnavel = lange snavel
Lange poten voor ondiep water

Soms met zwemvliezen om
 niet door de bodem te zakken

Slide 17 - Tekstslide

Roofvogels
Haaksnavel= krom, 
naar beneden gebogen, 
scherpe punt

Poten met klauwen

Slide 18 - Tekstslide

Zangvogels
Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Slide 19 - Tekstslide

Watervogels
Zeefsnavel
Zwemvliezen
Waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Slide 20 - Tekstslide

In de afbeelding is de poot van een vogel getekend.
Van wat voor vogel kan de poot zijn?
A
Van een loopvogel
B
Van een roofvogel
C
Van een zangvogel

Slide 21 - Quizvraag

deze poten zijn van een?
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 22 - Quizvraag

Hier zie je een poot van een koe.
Een koe is een?
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet deze snavel en wat eet deze vogel?
A
priemsnavel, vogel eet bodemdiertjes
B
pincetsnavel, vogel eet insecten
C
kegelsnavel, vogel eet zaden

Slide 24 - Quizvraag

Welk soort snavel heeft de vogel op de foto?
A
haaksnavel
B
zeefsnavel
C
pincetsnavel
D
kegelsnavel

Slide 25 - Quizvraag

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel tijdens het eten?
A
Hij verscheurt zijn prooi met deze snavel
B
hij kraakt met zijn snavel de noten
C
hij prikt met deze snavel in de bodem op zoek naar bodemdiertjes
D
Hij zeeft met zijn snavel diertjes uit het water

Slide 26 - Quizvraag

Welk soort snavel heeft de vogel op de foto?
A
haaksnavel
B
zeefsnavel
C
pincetsnavel
D
kegelsnavel

Slide 27 - Quizvraag

0

Slide 28 - Video

Waar ga je mee bezig?
Maak van 6.5: Opdracht 1 t/m 7
Maken TJ BS 5 


Slide 29 - Tekstslide