Sijlfiguren

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij beeldspraak?

Slide 4 - Woordweb

De scherpe geur van gember is heerlijk!
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 6 - Quizvraag

Christines heldere ogen, fijn kristal, schitterden in de lage avondzon.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 7 - Quizvraag

Understatement
Bij een understatement wordt iets op een spottende manier verkleind of verzwakt. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot.

Bill Gates heeft een aardig zakcentje verdiend met zijn computers.

Slide 8 - Tekstslide

Eufemisme
als je iets wat niet prettig of niet netjes is, op een verzachtende/ verbloemende/ nette manier onder woorden brengt.
 
Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.

Door werkzaamheden heeft u wat extra reistijd naar Amsterdam.

Slide 9 - Tekstslide

Litotes
Met een ontkenning/verkleinwoord zwak je iets schijnbaar af, maar daarmee laat je het des te sterker uit komen! Verschil met understatement = de ontkenning.
 
De hoofdprijs in de loterij winnen, dat zou ik niet vervelend vinden.
Ik vond dat vijfsterrendiner niet vies.

Slide 10 - Tekstslide

Hyperbool
Bij een hyperbool wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt. Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen.

Ik heb een eeuw staan wachten.
Ik ben in een seconde terug.

Slide 11 - Tekstslide


Hij heeft een glaasje teveel op.
Hyperbool of understatement?
A
hyperbool
B
understatement

Slide 12 - Quizvraag


Ik heb van de zenuwen geen oog dicht gedaan.
hyperbool of understatement?
A
hyperbool
B
understatement

Slide 13 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

'EEN LEUK KARRETJE', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
climax

Slide 14 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten INSLAPEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 15 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

Mijn vriend is bepaald niet dom.
A
eufemisme
B
litotes

Slide 16 - Quizvraag

Prolepsis
Prolepsis: Bij een prolepsis wordt een woord of woordgroep helemaal voor in de zin geplaatst waardoor er de nadruk op valt.

Die Nederlandse grammatica, daar word ik zo moe van!
Pizza, daar kan ik er elke dag wel drie van op…

Slide 17 - Tekstslide

Repetitio
de eenvoudigste vorm van een enumeratie.

Uur na uur zagen we hetzelfde tijdens de rit.

Slide 18 - Tekstslide

Enumeratie
een opsomming die wordt gebruikt om iets te benadrukken.

Ik zag urenlang alleen maar heuvels, bomen en geiten.

Slide 19 - Tekstslide

Is de uitspraak waar of niet waar?
Een repetitio is een opsomming in drieën.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Antithese
Bij een tegenstelling worden tegengestelde dingen gecombineerd zodat ze meer opvallen.

In een politieserie heb je altijd de goedaardige agent en zijn strenge collega

Slide 21 - Tekstslide

Paradox
Een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie die niet lijkt te kloppen. Als je er dan nog eens over nadenkt, blijkt het toch wel mogelijk te zijn.

Schrijven is de kunst van het schrappen.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Alleen samen krijgen we corona onder controle.

Slide 22 - Tekstslide

Antithese of paradox?
Hij zei dat hij zichzelf heel succesvol, goed, knap en bescheiden vond.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 23 - Quizvraag

Antithese of paradox?
Zij steunen elkaar door dik en dun.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 24 - Quizvraag

Analyseer 'Het hart van Rotterdam' op alle stijlfiguren (p.22-24) tot de paradox
timer
20:00

Slide 25 - Open vraag

Retorische vraag
een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.

Liggen we hier niet lekker in de zon?

Slide 26 - Tekstslide

Woordspeling
Een woordspeling gebruik je om een grappig effect te bereiken. Bij een woordspeling worden één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk gebruikt.

Drink met maten, nooit alleen.

Slide 27 - Tekstslide

Sarcasme

Slide 28 - Tekstslide

Cynisme

Slide 29 - Tekstslide

Ironie

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Analyseer 'Sonnet van de nieuwe zomers'

Slide 32 - Open vraag

Wat wil je in de komende lessen verder uitgelegd krijgen?

Slide 33 - Open vraag