Twee planten met genotype Rr worden onderling gekruist. Dit levert een groot aantal nakomelingen op. Noteer de genotypen van de nakomelingen en de verhouding waarin ze (volgens de kansberekening) zullen voorkomen.
P: Rr x Rr
F1: kruisingsschema
genotype RR : Rr : rr
1 : 2 : 1
Slide 2 - Tekstslide
Opdracht 8.
Bij cavia’s is het gen voor zwarte haarkleur (H) dominant over het gen voor witte haarkleur (h). Een zwarte cavia die homozygoot is voor de haarkleur paart een aantal malen met een witharige cavia. De nakomelingen in de F1 paren onderling waardoor een F2 ontstaat.
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 8. Onderlinge kruising van F1 = Hh x Hh
Er zullen in totaal 40 dieren in de F2 geboren worden. Hoeveel van deze dieren zullen naar verwachting zwartharig zijn? En hoeveel witharig?
Slide 4 - Tekstslide
Onderlinge kruising van F1 = Hh x Hh
Er zullen in totaal 40 dieren in de F2 geboren worden. Hoeveel van deze dieren zullen naar verwachting zwartharig zijn? En hoeveel witharig?
40 dieren totaal
Nakomelingen F2 zwart = 3/4 x 40 = 30 dieren
Genotype: HH : Hh : hh wit = 1/4 x 40 = 10 dieren
1 : 2 : 1
Fenotype: 3 : 1
zwart : wit
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 9. Bij bananenvliegjes is het allel voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het allel voor zwarte lichaamskleur (g). Twee vliegen paren met elkaar. Ze krijgen 67 grijze en 74 zwarte nakomelingen. Noteer de genotypen en fenotypen van beide ouders.
Slide 6 - Tekstslide
Bij bananenvliegjes is het allel voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het allel voor zwarte lichaamskleur (g). Twee vliegen paren met elkaar. Ze krijgen 67 grijze en 74 zwarte nakomelingen. Noteer de genotypen en fenotypen van beide ouders.
67 grijs : 74 zwart is ongeveer een verhouding 1 : 1
dus 50% nakomelingen is gg
en 50 % nakomelingen is G...
zet dit in een kruisingsschema
g
g
G
Gg
Gg
g
gg
gg
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 10.
Erwtenplanten die zijn ontstaan uit ronde zaden, worden gekruist met erwtenplanten die ontstaan zijn uit hoekige zaden. Er ontstaan zaden die alle rond zijn (F1). De planten die hieruit ontstaan, bestuiven onderling. Hierdoor ontstaan 5474 ronde zaden en 1850 hoekige zaden (F2).
Noteer het genotype van de planten in de P-generatie en in de F1-generatie.
Gebruik de letters R en r.
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 10.
Erwtenplanten die zijn ontstaan uit ronde zaden, worden gekruist met erwtenplanten die ontstaan zijn uit hoekige zaden. Er ontstaan zaden die alle rond zijn (F1). De planten die hieruit ontstaan, bestuiven onderling. Hierdoor ontstaan 5474 ronde zaden en 1850 hoekige zaden (F2).
Noteer het genotype van de planten in de P-generatie en in de F1-generatie.
Gebruik de letters R en r.
Slide 9 - Tekstslide
Welke kleur kip is het intermediair fenotype?
De zwarte, witte of grijs/groene kip?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 12.
Men kruist een bruine cavia met een witte. De dieren uit de F1 zijn alle lichtgeel. De dieren uit de F1 paren onderling en krijgen veel nakomelingen. Noteer welke fenotypen in de F2 voorkomen en in welke verhouding.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 12.
Men kruist een bruine cavia met een witte. De dieren uit de F1 zijn alle lichtgeel. De dieren uit de F1 paren onderling en krijgen veel nakomelingen. Noteer welke fenotypen in de F2 voorkomen en in welke verhouding.
Slide 12 - Tekstslide
Laatste vraag
Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het allel voor bruine ogen is dominant (B) over het allel voor blauwe ogen (b). Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
Slide 13 - Tekstslide
Huiswerk
Lees pag. 12 en 13 van de module Erfelijkheid goed door!