Afweer- Bloedgroepen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
 Bloedgroepen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
 Bloedgroepen

Slide 1 - Tekstslide

vandaag: Doel en begrippen 

  • Terugblik immuniteit
  • Je leert hoe welke bloedgroepen er zijn en wat de resusfactor is

bloedgroep, AB0-stelsel, bloedtransfusie, kruisproef, resusfactor, resusantigeen, antiresus, resusbaby




Slide 2 - Tekstslide

Leg uit waarom er geen antibioticum wordt ingezet tegen een virale rabiës infectie (hondsdolheid).

Slide 3 - Open vraag

Uiteindelijk worden er door het afweersysteem antistoffen gemaakt.

Wat voor soort stoffen zijn antistoffen?
A
koolhydraten
B
vetten
C
eiwitten
D
nucleïnezuren

Slide 4 - Quizvraag

Immuniteit
natuurlijk
kunstmatig
actief
passief
Een antigeen komt op natuurlijke wijze in contact met je imuunsysteem, je wordt ziek maar je maakt wel geheugen-T en -B-cellen. Er wordt actief door je lichaam antistoffen en geheugen aangemaakt
Je krijgt op natuurlijke wijze al gemaakte antistoffen binnen. Deze antistoffen bieden immuniteit op korte termijn. Je lymfocyten komen nooit antigenen tegen dus gaan zelf geen antistoffen en geheugen aanmaken.
Je krijgt bewust door een medisch professioneel persoon op kunstmatige wijze antistoffen toegediend.mDeze antistoffen bieden immuniteit op korte termijn. Je lymfocyten komen nooit antigenen tegen dus gaan zelf geen antistoffen en geheugen aanmaken.
Een antigeen wordt door een medisch professioneel persoon op kunstmatige wijze toegediend, je wordt ziek maar je maakt wel geheugen-T en -B-cellen. Er wordt actief door je lichaam antistoffen en geheugen aangemaakt

Slide 5 - Tekstslide

Welke cellen van het afweersysteem zijn verantwoordelijk voor de productie van antistoffen?
A
B-cellen
B
T-cellen
C
fagocyten
D
geheugencellen

Slide 6 - Quizvraag

Afhankelijk van hoe er geimmuniseerd wordt, vindt er wel of geen reactie van de lymfocyten plaats. 
Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie? Sleep de term naar de bijbehorende omschrijving.
Antigenen worden geintroduceerd, de lymfocyten reageren en er ontstaan geheugencellen
antistoffen worden geintroduceerd, de lymfocyten reageren niet en er wordt geen geheugen opgebouwd
actieve immunisatie
passieve immunisatie

Slide 7 - Sleepvraag

Een zuigeling drinkt melk van de moeder. Dit is een voorbeeld van?
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 8 - Quizvraag

Vaccineren is een voorbeeld van ....
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 9 - Quizvraag

Antigenen op de bloedcellen
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB




Bloedgroep B                    Bloedgroep 0

Slide 10 - Tekstslide

Een persoon krijgt een ongeluk en verliest veel bloed. In het ziekenhuis blijkt deze persoon bloedgroep A te hebben.

Hoe reageren lymfocyten van deze persoon als er bloed wordt toegediend van bloedgroep B?

Slide 11 - Open vraag

Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die hij/ zij zelf niet op de bloedcellen heeft.
Deze antistoffen worden vlak na de geboorte gevormd doordat zich in de darm bacteriën bevinden met antigenen die precies lijken op antigeen A en B.





Slide 12 - Tekstslide

Antistoffen in het bloed
Het afweersysteem van iemand met bloedgroep A herkent de antigenen op de bacteriën die lijken op antigeen A niet als lichaamsvreemd maar de antigenen die lijken op antigeen B wel. Dáár wordt dus een afweerreactie voor op gang gebracht en en wordt antiB gevormd.

Slide 13 - Tekstslide

Antistoffen in bloedplasma
Bloedgroep A                  Bloedgroep AB
Anti-B                                                   geen



Bloedgroep B                    Bloedgroep 0
Anti-A                               Anti-A en Anti-B

Slide 14 - Tekstslide

Iemand met bloedgroep AB heeft
A
Twee verschillende antigenen en geen antistoffen
B
Twee verschillende antistoffen en geen antigenen

Slide 15 - Quizvraag

Een persoon met bloedgroep 0 (nul; dus NIET de letter O) heeft in zijn bloed antistoffen tegen...
A
geen enkele andere bloedgroep
B
alleen tegen bloedgroep A
C
alleen tegen bloedgroep B
D
tegen zowel bloedgroep A als B

Slide 16 - Quizvraag

Klontering
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 17 - Tekstslide

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-B toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 18 - Quizvraag

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

Bij bloedtransfusie krijgt de ontvanger alleen de rode bloedcellen, niet de antistoffen van de donor.
 Donor: kijk naar antigenen op de rode bloedcellen
Acceptor: kijk naar de antistoffen die in het plasma zitten. Geeft dit klontering of niet?                                                                        
                          
                  A                                           anti-A     -->  klontering

Slide 19 - Tekstslide

Welke bloedgroep kan van alle bloedgroepen bloed ontvangen?
A
bloedgroep AB
B
bloedgroep A
C
bloedgroep B
D
bloedgroep 0

Slide 20 - Quizvraag

Bloedtranfusie
Iemand met bloedgroep AB kan alle typen bloed ontvangen want hij/ zijn maakt geen antiA en geen antiB.



Slide 21 - Tekstslide

Welke bloedgroep kan aan alle bloedgroepen bloed doneren?
A
bloedgroep AB
B
bloedgroep A
C
bloedgroep B
D
bloedgroep 0

Slide 22 - Quizvraag

Bloedtranfusie
Iemand met bloedgroep 0 kan aan iedereen doneren want de bloedcellen uit dit bloed bevatten geen antigenen en kunnen dus niet klonteren met antiA en antiB.



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Resusbaby
Rode bloedcellen van foetus
worden aangevallen door antistoffen moeder

Slide 25 - Tekstslide

Bij welke combinatie wordt het bloed van de foetus aangevallen?
A
resuspositieve moeder resusnegatief kind
B
resuspositieve moeder resuspositief kind
C
resusnegatieve moeder resusnegatief kind
D
resusnegatieve moeder resuspositief kind

Slide 26 - Quizvraag

Placenta
Bloed van moeder en kind
zijn gescheiden

Cellen kunnen placenta niet passeren
Antistoffen wel

Slide 27 - Tekstslide

Eerste zwangerschap van R+ kind gaat meestal goed. Hoe komt dat?
A
De moeder heeft nog geen resusantistoffen
B
De moeder heeft nog geen resusantigenen
C
De moeder heeft nog geen antiresus geheugencellen

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Alleen R- vrouwen met een R+ man
hebben injecties nodig.
Alle zwangere R- vrouwen krijgen ze. Waarom?

Slide 31 - Woordweb

Doel en begrippen 
Je leert hoe welke bloedgroepen er zijn en wat de rhesusfactor is

bloedgroep, AB0-stelsel, bloedtransfusie, kruisproef, rhesusfactor, rhesusantigeen, antirhesus, rhesusbaby




Slide 32 - Tekstslide

Een persoon met deze bloedgroep kan aan alle andere bloedgroepen doneren.
Noteer alleen de letter/cijfer

Slide 33 - Open vraag

HLA/MHC-matching
Als er een orgaantransplantatie noodzakelijk is wordt er naar veel meer gekeken dan alleen naar de bloedgroep. Er zijn ontzettend veel verschillende eiwitten aan het oppervlak van cellen die allemaal anders kunnen zijn.
Het uitgangspunt is ALLE eiwitten moeten lichaamsEIGEN zijn als er geen reactie van het immuunsysteem gewenst is.
Alle eiwitten die hierin een rol spelen worden HLA eiwitten genoemd.

Slide 34 - Tekstslide

Er is een duidelijke volgorde toe te kennen als het gaat om kans op een HLA match bij familieleden. Zet deze familieleden op volgorde. Zet het familielid met de grootste kans op een match op 1.
1
2
3
4
ééneiige tweelingbroer/zus
twee-eiige tweelingbroer/zus
broer/zus
ouder

Slide 35 - Sleepvraag

Huiswerk
  • Je hebt deze lessonup afgemaakt
  • Je hebt gemaakt op BVJ online de volgende opgaven: 14 t/m 24 en 26 t/m 32

Slide 36 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn in de immuunrespons bij primaire en secundaire infecties.
  • Je kunt uitleggen op welke verschillende manieren immunisatie wordt gerealiseerd.
  • Je kunt uitleggen welke immunologische overwegingen een rol spelen bij orgaantransplantatie en bloedtransfusie.

Slide 37 - Tekstslide