Les Nederlands jaar 2 periode 2 les 7 Samenstellingen

Nederlands 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Lesinhoud en lesdoelen
Spelling 
- Je kunt uitleggen hoe je samenstellingen schrijft en wanneer je een tussenletter gebruikt.
- Je past je kennis omtrent hoofdlettergebruik toe in een quiz.
- Je oefent via Taalblokken met spellingskwesties.




Slide 2 - Tekstslide

Zoek de verschillen
Je ziet een aantal afbeeldingen. Ontdek het verschil.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee of meer woorden die ook op zichzelf kunnen staan.

diersoort
handhavingsklas
stagebegeleider

Slide 6 - Tekstslide

Samenstelling: regel
Schrijf een samenstelling zoveel mogelijk aan elkaar.

Niet aan elkaar schrijven als:
- klinkerbotsing (oe-au-ui-eu-oi-...)
- je het verkeerd kunt lezen
- in een aantal vaste gevallen
...dan schrijf je een koppelteken

Slide 7 - Tekstslide

óók een koppelteken
niet-, oud-, ex-, Sint-

met een cijfer, aparte letter, afkorting of symbool

van twee gelijke delen

van twee aardrijkskundige namen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Samenstelling -en, -e, -s
Groentesoep of groentensoep
kippehok of kippenhok
rodekool of rodenkool

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

De hoofdregels
1. Linkergedeelte een zelfstandig naamwoord? Nee? -e
2. ZNW met meervoud van het zelfstandig naamwoord op -en?
rozengeur, paardenbloem 
3. ZNW met meervoud op -es? -> e
horlogezaak, aspergesoep
4. ZNW met meervoud op -en en -es? ->  e 
groentesoep, gemeentehuis


Slide 13 - Tekstslide

Wat is het meervoud van seconde?
A
seconde
B
secondes
C
secondes/seconden
D
seconden

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video


Jullie zijn BEER + GOED bezig! Begrijpen jullie deze GEDACHTE + GANG van de spelling?

A
berengoed, gedachtengang
B
beregoed, gedachtengang
C
berengoed, gedachtegang
D
beregoed, gedachtegang

Slide 16 - Quizvraag

Uitzonderingen op de hoofdregels 
1. Zelfstandige naamwoorden met geen letterlijke, maar een versterkende betekenis: apetrots, beresterk, takkewijf
2. Unieke personen en zaken: Koninginnedag, hellevuur, maneschijn
3.Samenstellingen waarbij de aparte delen onherkenbaar zijn: 
papegaai, bakkebaard, bullebak

Slide 17 - Tekstslide

Meneer de (1) denkt dat we op 30 april nog steeds (2) vieren.
A
1 = Koekepeer 2= Koninginnedag
B
1 = Koekenpeer 2 = Koninginnendag
C
1= Koekenpeer 2= Koninginnedag
D
1= Koekepeer 2 =Koninginnendag

Slide 18 - Quizvraag

In een (1) bos haalden de jongens (2) uit, totdat ze een heus (3) ontdekten. Dat vonden ze (4).
A
1= pikkendonker, 2= kattenkwaad, 3=berenhol, 4= Reuzenspannend
B
1= pikkedonker, 2 = kattekwaad, 3 = berehol, 4 = reuzespannend
C
1 = pikkedonker 2= kattenkwaad, 3= berenhol, 4= reuzespannend
D
1= pikkendonker, 2= kattekwaad 3 = berehol, 4 = reuzenspannend

Slide 19 - Quizvraag

Samenstellingen met een tussenklank-s

Je schrijft de tussenklank-s als je die hoort in de samenstelling.

  • Dorp + gek = dorpsgek

  • Dorp + straat = dorpsstraat

Slide 20 - Tekstslide

Als het tweede deel van de samenstelling begint met een 's', hoor je niet of er een tussenklank-s moet staan.


Vervang dan tweede deel door een ander woord.
  • station + straat

  • meisje + speelgoed

  • voorjaar + show

  • bruid + sluier

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Taalblokken
Spelling en grammatica
Spelling - Meervoud zelfstandig naamwoord
Spelling - Samenstellingen
Klaar? 
cambiumned.nl - Oefenen - Spelling - Overige spellingsregels - tussen n - tussenklank - Te veel of teveel

Slide 22 - Tekstslide

Kijk hier nog even naar:
het rodewijnglas
het rode wijnglas

de lange afstandsloper
de langeafstandsloper

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 24 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
anwb
B
ANWB

Slide 25 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
burgerschap
B
Burgerschap

Slide 26 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 27 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 28 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 29 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 30 - Quizvraag

Kijk goed...
Wat is het taalvoutje?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide