BS 4 Het Oog BS 5 Gedrag

Hoofdstuk 5!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Waar waren we ook alweer?
herhaling BS 3
Uitleg BS 4
Opdrachten
(BS 5?)
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Biologie... waar waren we ook alweer gebleven?

Slide 3 - Tekstslide

Het oog 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

De iris en pupil

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide




Buitenkant van het oog
1
2
3
4

5

Slide 8 - Tekstslide

Buitenkant oog
Harde oogvlies: het witte deel van je oog

Iris: het gekleurde deel van je oog
Pupil: zwarte gat in de iris

Hoornvlies: beschermlaag over de iris en de pupil

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Glasachtig lichaam

Doorzichtige gelei in het oog.

Is namelijk niet hol!

Slide 11 - Tekstslide

Wand
- Harde oogvlies (vorm)
- Vaatvlies (doorbloeding)
- Netvlies (zien)

In het netvlies zitten de zintuigcellen die licht opvangen

Slide 12 - Tekstslide

Netvlies
Precies achter de lens de 
gele vlek: hier zitten de meeste zintuigcellen, dus scherpste beeld

Waar de zintuigcellen hun info doorgeven aan zenuwen, moeten de zenuwen ook het oog uit kunnen: de blinde vlek

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
harde oogvlies

Slide 15 - Sleepvraag

Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies

Slide 16 - Sleepvraag

De lens
De werking van de ogen
De lens kan boller en platter worden, zodat het licht precies op het netvlies valt
De lens stelt scherp, verkleint en draait het voorwerp om.
--> Je ziet alles op de kop

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten
Thema 5 basisstof 4
1 tot en met 6 + 9

Slide 18 - Tekstslide

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat gedrag is
  • Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald
  • Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is gedrag?
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Die handelingen hebben samen een doel

Het jachtgedrag van de lynx bestaat uit een serie handelingen.
Het doel is eten om in leven te blijven.

Slide 21 - Tekstslide

Gedragsketen
Verschillende handelingen volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling. 

Het effect van spieden = een prooi opmerken. Leidt tot de volgende handeling: Sluiplopen

Gedragsketen = als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling. 

Slide 22 - Tekstslide

Reageren
Een prikkel is een invloed van de omgeving op een organisme. 
  • Licht
  • Geluid
  • Geur
  • Smaak
  • Warmte
  • Kou
  • Druk
  • Aanraking

Slide 23 - Tekstslide

Reageren
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Bij het reageren sturen de hersenen een impuls naar de spieren. 

Slide 24 - Tekstslide

Reageren
Voorbeeld:
  1. Het meisje vindt een leuk filmpje op YouTube. 
  2. In haar hersenen worde ze zich bewust van die prikkel.
  3. Ze reageert op de prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar.
  4. Er gaan dan dus impulsen naar haar spieren
De reactie op een prikkel = een respons 

Slide 25 - Tekstslide

Verschillende soorten prikkels
Er bestaan verschillende soorten prikkels. 

Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat = inwendige prikkel

Andere prikkels komen van buiten het lichaam = uitwendige prikkel. Deze neem je waar via je zintuigen.

Slide 26 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie = de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. 

Als je veel hebt gegeten, is je motivatie om te eten laag. 
De prikkel "ruiken van friet" leidt dan niet tot eetgedrag. 
Bij honger is je motivatie om te eten hoog. 
Dan leidt de prikkel wel tot een respons. 

Slide 27 - Tekstslide

Aangeboren of aangeleerd
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd

Zuigen aan de tepel van de moeder is aangeboren gedrag

Een peuter die met een lepel kan eten is aangeleerd gedrag

Slide 28 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt gedrag beïnvloed door soortgenoten. Gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag

Een handeling van een dier (of mens) is een prikkel voor een handeling van een soortgenoot. 

Slide 29 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal

Zwaaien is een signaal aan een soortgenoot. 
Signalen -> communiceren

Voorbeelden bij mensen:
Lichaamshouding, gebaren en taal.
Voorbeelden bij dieren:
Kleur, geluiden en geur.

Slide 30 - Tekstslide

Gedrag van mensen
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen. Dieren doen dat niet.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven:
Eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid, vrijheid
Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden:
Je mat niet stelen (gebaseerd op de waarde "eerlijkheid")

Slide 31 - Tekstslide

Signaal met meerdere betekenissen
Een hand opsteken is een signaal. Dit kan verschillende betekenissen hebben.

Je kijkt naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding. 

Slide 32 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.
"De hond beweegt zijn staart op en neer"

Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie
"de hond is blij"

Slide 33 - Tekstslide