2K. Ch5 E Grammar. Voorvoegsels en achtervoegsels

Welcome!
Please sit down and
put your book, pen and closed laptop on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
5:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Please sit down and
put your book, pen and closed laptop on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Today
Question of the day
Homework
Vocabulary
Find the rule
Get to work (2x)

Lesson goal: You know 2 new prefixes (voorvoegsels) and can use them (sleepvraag) 
You know 4 new suffixes (achtervoegsels)

Slide 2 - Tekstslide

Which word comes to mind when I say
re....

Slide 3 - Woordweb

Homework
Day
Date
Do
Study
T
27 May
31, 32, 33abc, 34, 35 on p. 74-77
C Reading on p.96
W
28 May
-
T
3 Jun
W
4 Jun

Slide 4 - Tekstslide

transfer
celebrity
laugh
respond
glamorous
create

Slide 5 - Sleepvraag

Find the rule
Open your book on page 74
Do exercise 31


Finished?
Continue with exercise 32
timer
2:30

Slide 6 - Tekstslide

Prefixes and Suffixes 
Prefix en Suffix zijn letters die je toevoegt voor (prefix) of na (suffix) een woord. Deze toevoegingen veranderen de betekenis van het woord. 

Prefixes
Non– / un– / im– / il– / in– / ir– / dis- deze geven allemaal de tegenovergestelde betekenis aan een woord
Responsible - Irresponsible               Known - Unknown
Verantwoordelijk - Onverantwoordelijk 

Slide 7 - Tekstslide

Prefixes and Suffixes 
Re- betekent opnieuw, terug of in reactie tot wanneer het toegevoegd is aan het begin van een woord.  
turn, visit, play, act
return, revisit, replay, react 

Mis– wordt gebruikt om een negatieve betekenis te geven als het aan het begin van het woord toegevoegd is.  Understand - Misunderstand
Dis– wordt gebruikt voor een negatieve betekenis of het tegenovergestelde aan het begin van het woord. Like - Dislike 

Slide 8 - Tekstslide

What prefix means 'again'?

A
un-
B
re-

Slide 9 - Quizvraag

What prefix means 'not'?

A
un-
B
re-

Slide 10 - Quizvraag

What is the prefix for the word 'happy'?
A
Re
B
Un

Slide 11 - Quizvraag

What is the correct prefix to:
fund
A
Re
B
Un

Slide 12 - Quizvraag

Fill the gap:
we have to ____paint the house
A
re
B
un

Slide 13 - Quizvraag

E Grammar
Open your book on page 74
Do exercise 32


Finished?
Gimkit / blooket
+ exercises
timer
3:00
Click here to practise more with reading
Click here to practise reading (audio beschikbaar)

Slide 14 - Tekstslide

Prefixes and Suffixes 
Suffixes
–er: Deze uitgang maakt een vergelijking. Het wordt ook gebruikt voor een persoon of ding dat een actie doet. slow – slower / teach – teacher

–ful wordt gebruikt wanneer iets een bepaalde eigenschap bevat.  beauty- beautiful /  power- powerful


Slide 15 - Tekstslide

Prefix and Suffix 
–ing achter een woord wordt gebruikt voor een product, materiaal of een werkwoord wat in een zelfstandig naamwoord gezet wordt. 
paint - painting  / build - building

 –less  betekent 'zonder'.
worth- worthless / care - careless

Slide 16 - Tekstslide

My uncle is a (bike-) .... and he finished the eleven city tour on a motorcycle yesterday!
A
bikelist
B
biking
C
biker
D
bikeless

Slide 17 - Quizvraag

I always try to help the (home-) .... people on the street.
A
homer
B
homeless
C
homeful
D
homing

Slide 18 - Quizvraag

Which (paint-) .... by van Gogh is your favourite?
A
paintful
B
paintless
C
painter
D
painting

Slide 19 - Quizvraag

My sister is a very kind and (thought-) ... person.
A
thoughter
B
thoughtless
C
thoughtful
D
thoughting

Slide 20 - Quizvraag

Suffixes
Our .... (teach) enjoys .... (read) in her spare time
A
teaching / reader
B
teachful / readless
C
teachless / readful
D
teacher / reading

Slide 21 - Quizvraag

E Grammar
Open your book on page 74
Do exercise 33abc, 34, 35


Finished?
Gimkit / blooket
+ exercises
timer
3:00
Click here to practise more with reading
Click here to practise reading (audio beschikbaar)

Slide 22 - Tekstslide

Lesson goal check
Feedback op werkhouding

Next: 2 questions to check the vocabulary goal

Slide 23 - Tekstslide

Prefixes
re-
un-
friendly
create
related
turn
sure
play

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide