KWC V3 Grammatica 1 t/m 3 Herhalen voor de toets

Welkom A3T

Grammatica 1-3
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom A3T

Grammatica 1-3

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  1. Lezen
  2. Wat weet je nog van grammatica 1, 2 en3: zinsdelen, zinsdeelstukken en woordsoorten?
  3. Oefenen
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica 1, 2 en 3

Lesdoel  checken: Je weet welke zinsdelen er zijn en hoe je verschillende zinsdelen herkent in een zin. Je weet welke woordsoorten er zijn en je kunt ze benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Alle zinsdelen op een rijtje
  • Persoonsvorm (pv)
  • Onderwerp (ond)
  • Werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Naamwoordelijk gezegde (nwg: nd & wd)
  • Lijdend voorwerp (lv)
  • Meewerkend voorwerp (mv)
  • Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 4 - Tekstslide

Alle zinsdeelstukken op een rijtje
  • Bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • Bijstelling

Hebben jullie het vorig jaar al gehad over zinsdeelstukken? 

Slide 5 - Tekstslide



  • Zelfstandig naamwoord (znw)
  • Lidwoord (lw) --> onbepaald en bepaald (onbep. en bep.)
  • Bijvoeglijk naamwoord (bnw)
  • Bijwoord (bw)
  • Voorzetsel (vz)
  • Zelfstandig werkwoord (zww)
  • Koppelwerkwoord (kww)
  • Hulpwerkwoord (hww)
  • Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
  • Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
  • Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
  • Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw)
  • Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw)
  • Voegwoord (vw)
Alle woordsoorten 
op een rijtje

Slide 6 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een een zinsdeelstuk
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Voor het zelfstandig naamwoord kunnen er meerdere staan en achter het znw neem je alle woorden samen tot de zinsdeelgrens.
  • Verwar een bijvoeglijke bepaling niet met een bijwoordelijke bepaling!


Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden van de bijvoeglijke bepaling 
Let op: altijd eerst de zinsdelen benoemen!
  • / De aardige jongen / werd  / later  / kinderarts./
  • /Deze kleine, oude vrouw / gaven  / wij  / gisteren  / een doos met aardbeien. /
  •  / Het zeer vriendelijke meisje / wil  / ooit  /een rijke, beroemde zangeres / worden. /
  • / De bakker op de hoek  / bakt / de lekkerste koekjes van het hele land. /


Slide 8 - Tekstslide

Bijstelling
  • Een bijstelling is geen zinsdeel, maar een onderdeel van een zinsdeel, een zinsdeelstuk. 
  • Een bijstelling is eigenlijke een bijzondere bijvoeglijke bepaling die altijd tussen komma's staat of tussen een een komma en een punt. 
  • Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden. 
  • Je kunt de volgorde van bijstelling en de zaak/persoon waar het bij hoort omwisselen.
  • Je spreekt een bijstelling altijd lager uit.
  • Voorbeeld: Thomas, de grappigste leerling van v1a, is morgen jarig.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van de bijstelling
  • /Meneer Oldenhof, de mentor van v3a, /geeft/ deze klas /ook /Engels./ 
  • /Ik /ging /op vakantie /met haar zus /naar Parijs, de hoofdstad van Frankrijk./
  • /Jacob, mijn broer, /heeft /mijn oma, de liefste oma van de hele wereld,      / een nieuwe paraplu / gegeven./ 
  • /De docent Frans, meneer Jans, /heeft /de klas /huiswerk /opgegeven/ voor maandag./

Slide 10 - Tekstslide

In duo's zinnen ontleden

                      O     WG      BWB                     BWB                         BWB   
Voorbeeld: /Ik /ging /op vakantie /met haar zus /naar Parijs, de hoofdstad van Frankrijk./
de hoofdstad van Frankrijk = bijstelling

Slide 11 - Tekstslide


Wat is taalkundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 12 - Quizvraag


Wat is redekundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 13 - Quizvraag


Wat hoort bij redekundig ontleden?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 15 - Quizvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
les
zat
een
actieve
Fatma.

Slide 16 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Flora
aan
de
kassa.

Slide 17 - Sleepvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival.
hippe

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Over de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt, / horen / we / regelmatig / nieuws.
A
de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt
B
nieuws
C
we
D
de mysterieuze kunstenaar Banksy

Slide 19 - Quizvraag

Kees overhandigde het enorme boeket aan de koning.
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
voorzetselvoorwerp
meewerkend voorwerp
het enorme boeket
Kees
overhandigde
aan de koning

Slide 20 - Sleepvraag

Benoem het gezegde in de volgende zin:

Dat nieuwe boek van die schrijver is niet aan te slepen.
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Dat nieuwe boek van die schrijver
is
niet
aan te slepen

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Over de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt, / horen / we / regelmatig / nieuws.
A
de mysterieuze kunstenaar Banksy
B
nieuws
C
we
D
die uit Engeland komt

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de bijstelling in deze zin?
Over de mysterieuze kunstenaar Banksy, die uit Engeland komt, / horen / we / regelmatig / nieuws.
A
die uit Engeland komt
B
Banksy
C
mysterieuze
D
regelmatig

Slide 23 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.

A
onderwerp (ond)
B
werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde (wd nwg)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 24 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.

A
onderwerp (ond)
B
bijwoordelijke bepaling (bwb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde (nd nwg)

Slide 25 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.

A
bijstelling
B
bijwoordelijke bepaling (bwb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijvoeglijke bepaling (bvb)

Slide 26 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
persoonsvorm (pv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 27 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
persoonsvorm (pv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 28 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
werkwoordelijk gezegde (wwg)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 29 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
onderwerp (ond)
B
meewerkend voorwerp (mv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 30 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Begin december / maakte / Banksy / een arreslee / van een simpel tuinbankje.

A
bijstelling
B
bijvoeglijke bepaling (bvb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 31 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
In 2019 / heeft / Banksy / in Italië / een muurschildering / gemaakt / van een vluchtelinge.

A
onderwerp (ond)
B
meewerkend voorwerp (mv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 32 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
In 2019 / heeft / Banksy / in Italië / een muurschildering / gemaakt / van een vluchtelinge.

A
onderwerp (o)
B
meewerkend voorwerp (mv)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 33 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
In 2019 / heeft / Banksy / in Italië / een muurschildering / gemaakt / van een vluchtelinge.

A
onderwerp (o)
B
werkwoordelijk gezegde (wwg)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
naamwoordelijk gezegde (nwg)

Slide 34 - Quizvraag

Wat is juist?
Diana is de beroemdste prinses van Engeland.
A
is = ng nd
B
beroemdste = bijstelling
C
van Engeland = bvb bij prinses
D
Diana is = ng

Slide 35 - Quizvraag

Wat is juist?
Henk, de broer van mijn moeder, las de post van mijn oma.
A
Henk = bijstelling
B
de post = lv
C
van mijn oma = bvb bij post
D
van mijn oma = mv

Slide 36 - Quizvraag

Wat is juist?
De barbecue van de buren was gezellig.
A
De barbecue = O
B
was gezellig = ng
C
was = wg

Slide 37 - Quizvraag

Wat is juist?
Over de Rijn, de mooiste rivier van Nederland, voer een gigantische tanker.
A
een gigantische tanker = lv
B
voer = ng
C
Over de Rijn = bwb
D
de mooiste rivier van Nederland = bijstelling

Slide 38 - Quizvraag

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?
Mevrouw Van Vianen, lerares op Calvijn, is dol op hardlopen.
Wat is de bijstelling?
A
Mevrouw Van Vianen is een bijstelling
B
'lerares op Calvijn' is een bijstelling.
C
Van Vianen is de bijstelling
D
Er is geen bijstelling in deze zin.

Slide 39 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
Meneer Jansen is de beste mentor op het KWC.

A
beste = bvb bij mentor
B
de beste mentor op het KWC = bijstelling
C
is = wwg
D
de beste mentor op het KWC = lv

Slide 40 - Quizvraag

Maken huiswerk
Maak nu opdr. 3 a, b en c (p. 148)
Schrijf de zin eerste helemaal netjes over en zorg dat je een regel overslaat om de functies boven de zinsdelen te zetten. De zinsdeelstukken zet je eronder. Voorbeeld:
     O       WG                  LV
/ Jan / eet  / een grote, rode appel./
grote = bvb bij appel, rode = bvb bij appel

Slide 41 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: 23-11-23
  • Huiswerk: lr grammatica 3 alles (p. 146 en 171-175), mk opdr. 3 a, b en c en lz grammatica 2 p. 142 en 142 behalve telwoorden
  • Meenemen: leesboek, schrift, pen en boek
Donderdag 7 december is de grammaticatoets.

Slide 42 - Tekstslide