Grammatica Woordsoorten - hh telwoord + voegwoord

Pak je boek en ga lekker lezen!
timer
10:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek en ga lekker lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Herhaling telwoord + voegwoord

Slide 2 - Tekstslide

Telwoorden

Slide 3 - Woordweb

Doel

  • Ik weet wat hoofd- en rangtelwoorden zijn
  • Ik ken het verschil tussen bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden en rangtelwoorden
  • Ik weet wat een voegwoord is.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer is de man met de pet aan de beurt?
A
eerste
B
tweede
C
derde
D
laatste

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer is de man met het rode boek aan de beurt?
A
tweede
B
derde
C
vierde
D
vijfde

Slide 6 - Quizvraag

Hoofd- en rangtelwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Hoofd-en rangtelwoorden

hoofdtelwoorden (htw):

geven een hoeveelheid aan

1, één, 8, acht, 35, vijfendertig, 1000, duizend

rangtelwoorden (rtw):

geven een volgorde aan

eerste, 1e, tweede, 2e, 120e, honderdtwintigste 

Slide 8 - Tekstslide

bepaald of onbepaald?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

bepaald of onbepaald telwoord

bepaald telwoord (btw)

het aantal is bekend.

vijf, 5, vijftig, 50


onbepaald telwoord (otw)

het aantal is niet bekend.
veel, weinig, enkele

Slide 11 - Tekstslide

Bepaald hoofdtelwoord


Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid

Voorbeeld

Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas

Slide 12 - Tekstslide

Onbepaald hoofdtelwoord


Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid

Voorbeeld

Veel boeken, weinig koeien, enkele leerlingen


Slide 13 - Tekstslide

Bepaald rangtelwoord


Geeft een bekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Zevende, zesendertigste

Slide 14 - Tekstslide

Onbepaald rangtelwoord


Geeft een onbekende plaats in een rij aan

Voorbeeld

Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste

Slide 15 - Tekstslide

Nog even op een rijtje

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 17 - Tekstslide

4
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 18 - Quizvraag

veel
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

vijfde
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 20 - Quizvraag

zoveelste
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 21 - Quizvraag

sommige
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 22 - Quizvraag

Veel leerlingen hebben voor die toets een voldoende gehaald.

Welk woord is 'veel'?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 23 - Quizvraag

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland
kregen plotseling vrij.

Welk woord is "alle"?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 24 - Quizvraag

Het 6e lesuur zijn wij vrij.

wat is 6e?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 26 - Quizvraag

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 27 - Quizvraag

Sleep de woordsoorten naar de juiste voorbeelden.
op, na, voor, gedurende
opbergen, zijn, keek, gelopen
de, het, een
vijf, weinig, tiende, laatste
prachtig, Nederlandse, groot
Utrecht, meisje, geld, kapper
lidwoord (lw)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
werkwoord (ww)
voorzetsel (vz)
telwoord (tw) (hoofd- en rang-)

Slide 28 - Sleepvraag

VOEGWOORD (vw)
Voegwoorden verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Tip: ze staan vaak na de komma!
Wil je vis eten vanavond of  eet je liever kip?

Wij eten krokante kip en daarna een lekker toetje.

Slide 29 - Tekstslide


Wat is het voegwoord in deze zin?

Wij eten vanavond geen vis, omdat mijn moeder dat niet lust.
A
vis
B
omdat
C
niet
D
geen

Slide 30 - Quizvraag


Wat is het voegwoord in deze zin?

Daarom bakt mijn vader biefstuk en krijg ik een lekkere visstick.
A
daarom
B
krijg
C
en
D
ik

Slide 31 - Quizvraag

Wat ga je doen?

> 2hv-boek: H4 Gram. Woordsoorten - Telwoord: opdr. onder de 60% opnieuw maken.
> Heb je dit af? > Lezen of verder werken aan de vlog. 
Belangrijke data:
  • woensdag 12 mei: vlog inleveren
  • dinsdag 18 mei: SO Grammatica Woordsoorten 

Slide 32 - Tekstslide