taalles herhalen lichaam

Taalles thema lichaam
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Taalles thema lichaam

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Oefenen met lichaamsdelen + organen
- Schrijven van zinnen over het lichaam
- Lezen van een verhaal over het ziekenhuis en vragen maken
- Luisteren naar een verhaal over de dokter en vragen maken
- Spreken: 1 = maak zinnen bij de praatplaat. 2 = samen oefenen met een afspraak maken bij de dokter.


Slide 2 - Tekstslide

Schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Het lichaam: wat weet jij al?
Bijvoorbeeld: "het oor"

Slide 4 - Woordweb

Wat moet er op de groene plek staan?

Schrijf het op. 
We bespreken het zo klassikaal. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf het antwoord op. 

Maak een hele zin. 

We gaan het zo weer samen bespreken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Lezen

Slide 9 - Tekstslide

Lees het verhaal. 

Geef antwoord op de vraag (volgende bladzijde).

Slide 10 - Tekstslide

Waar heeft Mona pijn?

Slide 11 - Open vraag

Hoe lang heeft Mona al pijn?

Slide 12 - Open vraag

Hoe komt het dat
Mona pijn heeft?

Slide 13 - Open vraag

Welk antwoord is goed? Kijk naar het plaatje. Welke zin hoort bij welk plaatje?
A
zin 1 = plaatje 3, zin 2 = plaatje 1, zin 3 = plaatje 4, zin 4 = plaatje 2
B
zin 1 = plaatje 3, zin 2 = plaatje 2, zin 3 = plaatje 4, zin 4 = plaatje 1
C
zin 1 = plaatje 4, zin 2 = plaatje 1, zin 3 = plaatje 4, zin 4 = plaatje 3
D
zin 1 = plaatje 3, zin 2 = plaatje 1, zin 3 = plaatje 2, zin 4 = plaatje 4

Slide 14 - Quizvraag

Lees het verhaal.

Maak dan de vragen op de volgende bladzijde.

Slide 15 - Tekstslide

Welke antwoorden zijn allemaal goed? Klik op het plaatje
en lees de vragen.
A
1 = a, 2 = b, 3 = b
B
1 = b, 2 = b, 3 = b
C
1 = a, 2 = a, 3 = b
D
1 = a, 2 = b, 3 = a

Slide 16 - Quizvraag

Luisteren

Slide 17 - Tekstslide

6

Slide 18 - Video

Opdracht:
Sleep de organen naar de juiste plek in de torso.

Slide 19 - Sleepvraag

Zet de juiste naam bij het juiste orgaan.
Maag
Dikke darm
Dunne darm
Endeldarm
Slokdarm

Slide 20 - Sleepvraag

00:10
Oefenen
Als het goed is ken je deze lichaamsdelen al.
Oefen alles nu hardop. 
Zeg zelf alle lichaamsdelen na. 
Let goed op, je krijgt tussendoor vragen!

Slide 21 - Tekstslide

00:24
Welke woorden die horen bij het "gezicht" ken jij nog meer?

Slide 22 - Woordweb

00:59
Weet jij het meervoud (2) van heup, been en voet? Schrijf het op.

Slide 23 - Open vraag

01:42
Welke organen ken jij nog?
Bijvoorbeeld: het hart

Slide 24 - Woordweb

01:59
Welke 4 woorden horen bij "ademen"?
A
Mond, neus, luchtpijp, longen
B
Longen, neus, lippen, luchtpijp
C
Keel, neus, luchtpijp, longen
D
Longen, lucht, neus, keel

Slide 25 - Quizvraag

02:33
Wat zijn bloedvaten denk jij?
Je mag het ook opzoeken.

Slide 26 - Open vraag

5

Slide 27 - Video

Luisteropdracht
Luister naar de audio. 
Geef daarna antwoord op de vraag. 

Slide 28 - Tekstslide

Als je medicijnen nodig hebt toets je op ..
Keuzemenu huisartsenpraktijk
A
toets 1
B
toets 2
C
toets 3
D
toets 4

Slide 29 - Quizvraag

Je wilt een afspraak maken met de dokter. Welk nummer kies je?
Keuzemenu huisartsenpraktijk
A
toets 1
B
toets 2
C
toets 3
D
toets 4

Slide 30 - Quizvraag

e kind hoest steeds. Je weet niet wat je moet doen. Welk nummer kies je?
Keuzemenu huisartsenpraktijk
A
toets 1
B
toets 2
C
toets 3
D
toets 4

Slide 31 - Quizvraag

00:26
Wat is een huisarts?
A
Een dokter die ver weg woont van jouw huis
B
Een dokter die werkt in het ziekenhuis
C
Een dokter die dicht bij jouw huis woont
D
Een dokter die jou belt als je ziek bent

Slide 32 - Quizvraag

00:49
Met wie praat je als 1e als je de dokter belt?
A
met de huisarts
B
met de doktersassistent
C
met de dokter
D
met de verpleger

Slide 33 - Quizvraag

01:11
Wanneer bel ik naar de huisartsenpost?
A
Als ik zondag heel ziek ben
B
Als ik maandag heel ziek ben
C
Als ik dinsdag heel ziek ben
D
Als ik vrijdag heel ziek ben

Slide 34 - Quizvraag

01:45
Kan ik ZONDER een verwijsbrief (speciale brief van de huisarts) naar een specialist? (speciale dokter in het ziekenhuis).
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

02:22
Wie bel ik NIET als ik 112 bel?
A
De ambulance (ziekenauto)
B
De politie
C
De huisarts
D
De brandweer

Slide 36 - Quizvraag

4

Slide 37 - Video

00:32
Als ik moet hoesten, kan ik dan een goed medicijn kopen?
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

01:13
De dokter geeft mij een medicijn.
Waar moet ik dat ophalen?
A
Bij de Kruidvat
B
Bij de apotheek
C
Bij de Etos
D
In het ziekenhuis

Slide 39 - Quizvraag

01:39
Ik heb pijn aan mijn kies.
Wat moet ik dan doen?
A
Een afspraak maken bij de huisarts
B
Een afspraak maken bij de dokter
C
Een afspraak maken bij het ziekenhuis
D
Een afspraak maken bij de tandarts

Slide 40 - Quizvraag

01:41
STOP
Je hoeft het filmpje niet meer verder te kijken. 
Het mag wel, maar het hoeft niet. 

Slide 41 - Tekstslide

Spreken

Slide 42 - Tekstslide

Zinnen maken bij de praatplaat
Kijk naar de volgende bladzijde.
Maak zinnen. 
Schrijf het op bij de volgende dia.
We bespreken het daarna samen.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Schrijf 10 zinnen
bij de praatplaat.

Slide 45 - Open vraag

Slide 46 - Tekstslide

Samen oefenen
Kun jij een afspraak maken bij de doktersassistente? 
Oefen samen. De een spreekt, de ander geeft antwoord. 
Daarna wisselen. (werkblad Diglin)

Slide 47 - Tekstslide

Klaar? Ga naar Diglin - thema's --> thema 4 gezondheid
K

Slide 48 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 49 - Poll

Heb je iets nieuws geleerd?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 50 - Poll