In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H5 12.1 gaswisseling
Slide 1 - Tekstslide
Welk orgaan doet NIET aan uitscheiding?
A
Longen
B
Darmen
C
Huid
D
Nieren
Slide 2 - Quizvraag
Uitscheiding
Verwijderen van stoffen uit het bloed
Longen verwijderen koolstofdioxide
Huid verwijdert water en zout met zweet
Nieren verwijderen water en ureum
Darmen verwijderen niets uit het bloed. Poep is eten dat je niet hebt kunnen verteren.
Slide 3 - Tekstslide
Luchtpijp
Bronchie
Longblaasje
Bronchiole
Longvlies
Slide 4 - Sleepvraag
Je ziet hier een doorsnede van de luchtpijp en de slokdarm. Wat is wat?
A
1 is de luchtpijp, 2 is de slokdarm
B
2 is de luchtpijp, 3 is de slokdarm
C
3 is de luchtpijp, 2 is de slokdarm
D
2 is de luchtpijp, 1 is de slokdarm
Slide 5 - Quizvraag
Wat is nummer 1?
Slide 6 - Open vraag
Welke gassen worden uitgewisseld bij gaswisseling? En op welke manier?
A
O2 gaat van de mond naar de longen, CO2 andersom
B
O2 gaat van de longen naar de mond, CO2 gaat andersom
C
O2 gaat van het bloed naar de lucht, CO2
gaat andersom
D
CO2 gaat van het bloed naar de lucht, O2 gaat andersom
Slide 7 - Quizvraag
Waar in de longen vindt gaswisseling plaats? Je mag meerdere antwoorden kiezen.
A
In de luchtpijp
B
In de de bronchie
C
In de longblaasjes
D
In de bronchiole
Slide 8 - Quizvraag
Door welk proces vindt gaswisseling plaats?
A
Osmose
B
Actief transport
C
Passief transport
D
Diffusie
Slide 9 - Quizvraag
Hoe wordt een bronchie opengehouden?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Kraakbeenringetjes
Slide 10 - Quizvraag
Hoe wordt een bronchiole opengehouden?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Kraakbeenringetjes
Slide 11 - Quizvraag
Welk deel van het zenuwstelsel zorgt ervoor dat de bronchiolen nog verder open gaan als je sport?
A
animale zenuwstelsel
B
orthosympatische zenuwstelsel
C
parasympatische zenuwstelsel
Slide 12 - Quizvraag
Als je veel gaswisseling wilt doen, wat zijn dan de beste omstandigheden?
A
Hoge temperatuur, klein oppervlak, grote afstand
B
Lage temperatuur, groot oppervlak, kleine afstand
C
Hoge temperatuur, groot oppervlak, kleine afstand
D
Lage temperatuur, groot oppervlak, grote afstand
Slide 13 - Quizvraag
Er vindt ook meer diffusie plaats als het concentratieverschil tussen het bloed en de lucht groot is. Op welke drie manieren houd je in de longen het concentratie verschil van zuurstof lekker groot?
Slide 14 - Open vraag
Wanneer is de verzadiging van hemoglobine het laagst? Als het bloed...
A
.. warm en zuur is met een lage zuurstofconcentratie
B
... warm en zuur is met een hoge zuurstofconcentratie
C
..koud en basisch met een lage zuurstofconcentratie
D
..koud en basisch met een hoge zuurstofconcentratie
Slide 15 - Quizvraag
Hoe komt het dat de zeeën en oceanen verzuren als het broeikaseffect toeneemt? (3p)