Verwijswoorden

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je al over teksten geleerd?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van verwijswoorden zijn:

hij, het, ze, zij, die, dat, hier, er, daar, dan, toen.

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden:
Ali komt uit Syrie. Hij is daar geboren.
Het verwijswoord is: hij.      hij->Ali
Merhawit heeft een mooi droomhuis, het staat in Eritrea
Het verwijswoord is: het.  het-> het droomhuis
Ik was in de vakantie in Griekenland. Het was daar heel mooi weer.
Het verwijswoord is: daar.  daar -> in Griekenland
Het lievelingseten van Ebony is fufu. Dat vind ze heel lekker
Het verwijswoord is dat. Dat -> fufu

Slide 8 - Tekstslide

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Sharon
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 9 - Quizvraag

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst zij naar?
A
Sharon
B
woont
C
hij
D
Nederland

Slide 10 - Quizvraag

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 11 - Quizvraag

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Waar verwijst dat naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
Nederland
D
komt

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 13 - Quizvraag

Ik heb zin in de pauze. Dan ga ik een croissant kopen.
Waar verwijst dan naar?
A
croissant
B
in de pauze
C
zin
D
dan

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ik
B
straks
C
wat
D
daarom

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst daarom naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik

Slide 16 - Quizvraag

Maken
Opdrachtenblad
- Zelfstandig werken / 10 minuten
- Werk in stilte
- Klassikaal nakijken

Slide 17 - Tekstslide

Verwijswoorden
  • Wat zijn verwijswoorden? 

Slide 18 - Tekstslide