gram. hst 4 T2

Taalverzorging hoofdstuk 4
Het meewerkend voorwerp

bladzijde 106-107
Pak direct de pagina voor je.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging hoofdstuk 4
Het meewerkend voorwerp

bladzijde 106-107
Pak direct de pagina voor je.

Slide 1 - Tekstslide

Eerst nakijken...
Formuleren hoofdstuk 4

Slide 2 - Tekstslide

Stuur een foto van je huiswerk.
Kan dat niet, stuur het zo via Teams.

Slide 3 - Open vraag

Veel zinnen hebben dezelfde opbouw in het Nederlands
gever/
verteller
pv
cadeau/
boodschap
ontvanger/ luisteraar
rest wg
Jan
geeft
een medaille
aan de winnaar.
-
Ik
wil
een boek
voor mijn moeder
kopen.

Slide 4 - Tekstslide


gever/
verteller
pv
cadeau/
boodschap
ontvanger/ luisteraar
rest wg
?
stuurt
?
X

Slide 5 - Open vraag


gever/
verteller
pv
cadeau/
boodschap
ontvanger/ luisteraar
rest wg
?
hebben
?
verteld.

Slide 6 - Open vraag


gever/
verteller
pv
cadeau/
boodschap
ontvanger/ luisteraar
rest wg
?
heeft
?
gemaild.

Slide 7 - Open vraag

Zinsontleding
Stap 1: Zoek de pv
Ik heb een cadeau voor haar gekocht.

Stap 2: Zet zinsdeelstrepen
Ik| heb |een cadeau |voor haar| gekocht. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ander woord voor persoonsvorm
B
alle werkwoorden in de zin en de persoonsvorm
C
alle werkwoorden in de zin zonder de persoonsvorm
D
Een spreekwoord

Slide 9 - Quizvraag

Zinsdelen
Stap 3: Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg)
Alle werkwoorden en de persoonsvorm
(TIP: schrijf als eerste altijd de pv op!)

Ik| heb |een cadeau |voor haar| gekocht. 
wg=heb gekocht

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
A
Wie/wat + pv?
B
Wie/wat + wg?
C
Wie/wat + pv + ow?
D
Je zoekt de persoon in de zin.

Slide 11 - Quizvraag

Zinsontleding
Stap 4: Zoek het onderwerp (ow)
Vind je door de vraag Wie/Wat+pv?   (of Wie/Wat+wg?)

Ik| heb |een cadeau |voor haar| gekocht. 
Wie heeft gekocht? --> ik
ow = ik

Slide 12 - Tekstslide

Zinsontleden
Stap 5: Zoek het lijdend voorwerp (lv)
Stel de vraag Wat/Wie + pv + ow + rest wg?

Ik| heb |een cadeau |voor haar| gekocht. 
Wat heb ik gekocht? --> een cadeau
lv = een cadeau

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

Morgen heb ik mijn huiswerk sowieso gemaakt.

Slide 14 - Open vraag

! Joost heeft hem een harde klap gegeven. !

Slide 15 - Open vraag

Zinsontleden
Stap 6: Het meewerkend voorwerp (mv)
Stel de vraag: Voor wie/Aan wie + pv + ow + lv +rest wg?
Het meewerkend voorwerp is altijd een persoon of bedrijf!

Ik| heb |een cadeau |voor haar| gekocht. 
Voor wie heb ik een cadeau gekocht? --> voor haar
mv = voor haar

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp
Ik geef mijn oma een lekker stuk taart.

Slide 17 - Open vraag

Het meewerkend voorwerp
1. altijd een persoon of bedrijf
2. ontvanger of luisteraar
3. altijd een heel zinsdeel

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik verklapte het geheim aan Kim.

Slide 19 - Open vraag

Wat gaan jullie doen? 
- Opdracht 1: Neem de tabel over en vul de zinnen aan. 
-Opdracht 2: is het onderstreepte deel ow, lv of mv? 
-Opdracht 3: mv of niet? Noteer ja of nee. 

Slide 20 - Tekstslide