geslacht van het zelfstandig vnw. en bezittelijke vnw.

die Artikel
de lidwoorden

Heute lernen wir noch mehr über:
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

die Artikel
de lidwoorden

Heute lernen wir noch mehr über:

Slide 1 - Tekstslide

Es gibt zwei Sorten von Artikel. Welche gehören wohin?
bestimmt (bepaald)
unbestimmt (onbepaald)
ein
eine
der
die
kein
das
die
keine

Slide 2 - Sleepvraag


Bestimmte Artikel
bepaalde lidwoorden
der, die, das, die
(der-Gruppe)

Bezieht sich auf etwas Spezifisches (specifiek)

der Stift
die Stifte

Unbestimmte Artikel
onbepaalde lidwoorden
ein, eine, kein, keine
(ein-Gruppe)

Bezieht sich auf etwas Willkürliches (willekeurig/onbekend)

ein Stift
keine Stifte

Slide 3 - Tekstslide


Bestimmte Artikel

Kann man anzeigen (aanwijzen)

Ich mag die rote Schuhe dort.

Die Äpfel sind für mich.

Unbestimmte Artikel

Ist unbekannt oder willkürlich
(kun je niet aanwijzen)

Ich brauche eine Tasche zum Einkaufen (winkelen).
Es gibt keine Süßigkeiten mehr

Slide 4 - Tekstslide

Die Artikel
Die Artikel sind für jedes Geschlecht + Plural anders
        der / ein = männlich (m) - mannelijk
                              die / eine = weiblich (w) - vrouwlijk                                 das / ein = sächlich (s) - onzijdig
die / keine* = Plural (pl) - Meervoud

*Plural ist für alle Geschlechter gleich (hetzelfde)

Slide 5 - Tekstslide



"geslacht" van het zelfstandig naamwoord

Wat weet je nog over het geslacht van een zelfstandig naamwoord?
Was weißt du noch vom Geschlecht des Substantives?

Slide 6 - Tekstslide

eerste regel?!

Slide 7 - Woordweb

"der"
mannelijke personen of dieren

Slide 8 - Tekstslide

"die"
  • vrouwelijke personen of dieren
  • de meeste woorden die op -e eindigen
  • - ung -eit -schaft -ion -ur -ik -in -tät -ei

Slide 9 - Tekstslide

"das"
  • "het" woorden
  • verkleinwoorden, uitgang -chen en -lein

Slide 10 - Tekstslide

der

das
die
eine
ein

Slide 11 - Sleepvraag

Kuh
Kombiniere die Artikel mit den Nomen
Mittwoch
Kette
Lehrer
Märchen
Ei
der
die
das
der
die
das

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Video

die Possesivpronomen
het bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Tekstslide

die Possessivpronomen
de bezittelijke voornaamwoorden


die Possessivpronomen geben Besitz von etwas an
Sie gehören zur ein-Gruppe und bekommen die gleichen Endungen wie die unbestimmten Artikel

Slide 15 - Tekstslide


mijn
jouw
zijn
haar
ons onze
jullie
hun
uw

mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer-
ihr-
Ihr

Slide 16 - Tekstslide

Kombiniere die Personalpronomen 
mit der richtigen Übersetzung
mijn
zijn
jouw
ons
haar
jullie
hun
uw
dein-
mein-
euer-
sein-
ihr-
Ihr-
ihr-
unser-

Slide 17 - Sleepvraag

Possessivpronomen
Pass auf!
Es gibt drei verschiedene Possessivpronomen 'ihr'
ihr (e.v. haar) -> Anna hat ihr Handy vergessen.
ihr (m.v. hun) -> Die Freunde bringen ihre Instrumente mit.
Ihr (uw) -> Hier können Sie Ihre Karten kaufen.

Slide 18 - Tekstslide


Eva grüßt _____ Nachbarin
A
ihr
B
ihre

Slide 19 - Quizvraag

mijn vader
A
meine Vater
B
mein Vater

Slide 20 - Quizvraag

jouw school
A
deine Schule
B
dein Schule

Slide 21 - Quizvraag

uw kinderen
A
ihre Kinder
B
ihr Kinder
C
Ihr Kinder
D
Ihre Kinder

Slide 22 - Quizvraag

zijn huis
A
seine Haus
B
sein Haus

Slide 23 - Quizvraag

onze kat
A
unser Katze
B
unsere Katze

Slide 24 - Quizvraag

jullie lerares
A
euer Lehrerin
B
euere Lehrerin

Slide 25 - Quizvraag

haar opa
A
ihr Opa
B
ihre Opa
C
Ihr Opa

Slide 26 - Quizvraag

Lerne die Possesivpronomen!
Noch Fragen?
Das war es für heute.
Tschüs!

Slide 27 - Tekstslide